3 NOVEMBER 1960 417 Spreker hoopt dat de gemeente Breda zal profiteren van hoog-con- junctuur. Hoewel niet bij alle groepen der bevolking even sterk maar geleidelijk is er toch wel een welvaart te constateren. Hij heeft in de brief, die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan de Tweede Kamer van de Staten-Generaal heeft gezonden, over de wijzigingswet financiële verhouding tussen rijk en gemeenten gelezen dat deze wijziging een afglijden van de gemeenten naar de centrale overheid tot gevolg zal hebben. Tenslotte spreekt hij de wens uit dat 1961 de gemeentelijke financiële zelfstandigheid zal brengen. De heer MELZER deelt mede dat hij gaarne de motie van orde betreffende de behandeling van de huisvestings- en woningbeleid- nota ondersteunt. Hij verzoekt echter deze nota niet in de volgende maandelijkse vergadering te behandelen, doch een aparte vergadering aan deze nota te wijden. De voorzitter heeft medegedeeld dat er in het arbeidsproces hier ter stede 876 vacatures zijn. Spreker vraagt zich dan toch af hoe de cijfers over de arbeidsreserve ontstaan. Gaarne zou hij nog vernemen hoe dit te combineren is. Met het door burgemeester en wethouders ingenomen standpunt betref fende het probleem Concordia en een nieuwe schouwburg kan spreker zich volkomen verenigen. Van de kostenverdeling van het hoogspoor tussen de gemeenten en het rijk en de Nederlandse Spoorwegen is spreker geschrokken. Hij denkt in dit geval aan het verhaaltje van de rijke oom en de arme neef en hij hoopt dat een der gastheren, nl. het rijk of de Nederlandse Spoor wegen, eens behoorlijk over de brug zullen komen opdat onze tunnel voor de gemeente niet onbetaalbaar zal zijn. Over de verkeersveiligheid zal zijn fractiegenoot, de heer Van Werk- hooven, als zijnde een deskundige op dit gebied, bij de behandeling van hoofdstuk III spreken. De heer Minderhoud is hij dankbaar voor zijn poging om de begro tingsstukken niet in de vakantie toegezonden te krijgen. Wethouder Meijs heeft in een in docerende trant gehouden betoog ook sprekers naam genoemd. Hij gaat hiermede akkoord, want er is een verschil in ervaring tussen spreker en de wethouder van 23 jaar raads lidmaatschap. Wethouder Meijs was zeer bang voor het vagevuur van artikel 12 van de wijzigingswet financiële verhouding, doch spreker merkt op dat noch hij noch de wethouder weet wat dit financiële vagevuur betekent. De wethouder volgende zou spreker zeggen dat het er kil en koud zal zijn en dat de wethouder er berooid vandaan zal komen voor zijn financiële pekelzonden. Doch hij zou de wethouder willen vragen om toch uit dit vagevuur met veel aards slijk naar Breda te willen terug keren. Zijn vraag over een efficiency-nota over het vervoerbedrijf werd door de wethouder niet beantwoord. Gaarne zou hij in 2e instantie alsnog een antwoord hierop ontvangen. Het verwondert spreker dat voor het droge vuil door de inwoners aan de gemeente moet worden betaald, terwijl voor het vloeibare vuil van de industrieën niets verschuldigd is, ofschoon hiervoor belangrijke investeringen moeten worden gedaan. De winsten uit de bedrijven noemt spreker aan de magere kant. Met wethouder Bastiaansen is hij het eens dat het belangrijk is in Breda een groot assortiment onderwijs te hebben. Hij is de wethouder daarvoor zeer erkentelijk doch volgens zijn mening wordt er in Breda een opleidingsinstituut voor onderwijzers, op niet rooms-katholieke grond slag, gemist. Dit is zowel een Bredaas als een West-Brabants belang. Voor de ouders

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 417