426 3 NOVEMBER 1960 besteed aan de beslist summiere opmerkingen van zijn hand en wenst de voorzitter en burgemeester en wethouders toe, wat hij ook gaarne zou zien, nl. een aangenomen begroting 1961 op vrijdagavond a.s.. De VOORZITTER zegt dat burgemeester en wethouders de suggestie van de heer Van Bijnen, de behandeling van de nota over het woning en huisvestingsbeleid uit te stellen, gaarne overnemen. Hij stelt voor de nota als punt no. 1 op de agenda te plaatsen voor de raadsvergadering van 16 november a.s.. Spreker is van oordeel dat de N.V. Maatschappij ter bevordering van industrievestiging het aangewezen instrument is voor de industrialisatie. De cijfers die hij genoemd heeft over de arbeidsplaatsen en de vacatures hebben betrekking op de plaatselijke industrie. De werklozencijfers kent hij niet, maar men moet er rekening mede houden dat onder dit aantal een aantal minder-validen is begrepen. In verband met het hoogspoorplan deelt hij nog mede, dat juist vandaag de technische tekeningen ontvangen zijn. Het verkrijgen van de onuitstel- baarheidsverklaring is echter het voornaamste. Voor de equipage van het culturele leven is het noodzakelijk naar uitbreiding van de accommodatie in de gemeente uit te zien. Op de eerste plaats zal thans afgewacht moeten worden wat de ver eniging „Concordia" voor plannen heeft. Spreker is van oordeel dat er naar gestreefd moet worden als datum voor behandeling van de begroting aan te nemen 1 november. Het spijt hem dat de vakantielectuur van verschillende raadsleden zal bestaan uit de nota van aanbieding behorende bij de gemeentebegroting. De heer Minderhoud heeft gesproken over de verkoop van woningwet woningen in de vorige standplaats van spreker. Met groepen van bewoners van deze woningen werd daar contact opgenomen. Hij meent dat burge meester en wethouders in Breda straten moeten trachten te vinden, die bereid zijn tot koop of huurkoop over te gaan. Met de heer Van Bijnen, die gesproken heeft over „High Brow" cultuur en populaire cultuur, is hij van mening dat de laatstgenoemde cultuuruiting niet moet geschieden in een schouwburg doch in een demonstratie-gebouw. Wanneer er maar even de gelegenheid voor is, zal het seniorenconvent uit de raad geraadpleegd worden. Het opvoeden van burgers en publiek door middel van de microfoon noemt spreker gevaarlijk maar tevens een paardemiddel, waarnaar gegre pen moet worden als geen andere middelen meer helpen. Wethouder MEIJS stelt zich voor zijn antwoord aan de verschillende fractievoorzitters in een beschouwing te behandelen. De heer Vis uitte enige twijfel over het geraamde tekort op de begro ting. Hij benadrukt dat dit tekort niet zo maar toevallig is ontstaan. Getracht is voor de begroting 1961 de ramingen 1960 te handhaven. Hij wil bovendien wel verklaren dat toen de begroting in potlood gereed was het tekort groter was dan het huidige. Er zijn toen middelen beraamd dit tekort te kunnen drukken. Hij noemt het wezenlijk fout dat met een gelegitimeerd tekort gewerkt zou worden. Spreker deelt mede dat het in de bedoeling van burgemeester en wethouders ligt, dat in het vervolg bij belangrijke kapitaalsinvesteringen de totale jaarlijkse investeringslasten tot uitdrukking zullen worden gebracht. Zo bij deze investeringen een exploitatierekening te pas komt, zal men niet met een eenvoudig reken sommetje deze lasten tot uitdrukking kunnen brengen. Betreffende de tarieven van gas en elektriciteit stelt spreker zich voor bij het verschijnen van de nota van burgemeester en wethouders daar over voluit te praten. Spreker vraagt aan de raad nog enig geduld te betrachten, want voor de samenstelling van dit rapport dient veel werk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 426