3 NOVEMBER 1960 433 Zoals de heer Vis reeds heeft betoogd is het gemeentelijk belastinggebied zeer klein en volgens de memorie van aanbieding bij de gemeentebegroting zijn de belastingverhogingen dringend nodig. Daarom kan het voorstel van burgemeester en wethouders niet worden afgewezen. Tenslotte merkt spreker op dat de reinigingsrechten in Breda uitermate laag zijn in vergelijking met even grote gemeenten, maar is tevens van oordeel dat bij de tarifering van de reinigingsrechten met de grote gezinnen rekening moet worden gehouden. Namens zijn fractie deelt spreker mede, alhoewel node, met het voorstel akkoord te gaan. De heer VAN CAULIL zegt dat blijkens het voorstel de werkelijke kosten voor een vuilnisemmer per jaar 18,bedragen. De bedrijven, kantoren en winkels e.d. moeten deze prijs betalen. Thans betalen ze 9,per jaar. Spreker vraagt waar het verschil in kostprijs vandaan komt. De heer KRAMERS is niet enthousiast over de verhoging van de lasten voor de burgers. Men moet echter alles in verhouding zien. Voor het weghalen van het huisvuil bedraagt het tarief dus na de verhoging 6 cent per keer. Hij is niet zo bevreesd voor de belasting van het budget van de gezinnen met dit tarief; als de huisvuildienst niet zou bestaan, zou men er meer voor over moeten hebben. 50 cent per maand noemt spreker niet zo heel erg. Hij is het hierin niet helemaal eens met de heer Van den Eeden, temeer daar de inning thans in termijnen gaat geschieden. Spreker heeft echter een andere vraag, die geen betrekking heeft op de grote gezinnen, doch op de kleine gezinnen. Wanneer deze kleine gezinnen 2 emmers gebruiken, omdat zij op een flat wonen, moeten zij dan voor de 2e emmer 18,of 1,betalen? Wethouder MEIJS zegt dat het voor burgemeester en wethouders niet prettig is om met deze voorstellen te moeten komen. Od de vraag of deze verhogingen dwingend worden voorgeschreven moet spreker ant woorden dat dit niet het geval zou zijn als de gemeente een sluitende begroting zou hebben. Indien de gemeente het rijk financieel nodig heeft, is het te begrijpen dat er voor deze financiële steun richtlijnen worden gegeven. De thans voorgelegde voorstellen zullen dus als sluitpost moeten dienen. Op de vragen van de heer Van den Eeden moet spreker mededelen, dat het ten enemale onmogelijk is het anders te doen. Mevrouw Van Mierlo heeft gesproken over het staangeld van de kraampjes. Hiermede moet de uiterste voorzichtigheid betracht worden. De regering heeft nu op bepaalde belastingen de vinger gelegd. Indien de gemeente nu andere belasting-objecten gaat zoeken om daarmede het tekort van de begroting te gaan dekken, kan de vraag van de regering verwacht worden waarom niet tot verhoging van de reinigingsrechten is overgegaan, ofschoon deze voorgeschreven waren. De verhoging van de rechten voor de huisvuildienst is procentueel hoog, maar in geld uitgedrukt is de verhoging wel te dragen. Spreker is ervan overtuigd dat de inwoners niet de pijn zullen hebben, die thans wordt gevreesd. Gesproken is over de vergoeding die gevraagd wordt aan de grote gezinnen voor het gebruik van de 2e en 3e emmer. Spreker is evenwel van oordeel dat de opbrengst niet veel is, anderzijds is het tarief ook zeer laag. Spreker meent dat ƒ0,10 per maand voor deze grote gezinnen niet zo n erg groot bezwaar zal zijn, anderzijds is het niet berekenen van de 2e en 3e emmer zulk een pover gebaar van de gemeente, dat hij adviseert dit tarief te handhaven. Ook het voorstel van de heer Hulskramer om de grote gezinnen een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 433