448
4 NOVEMBER 1960
De heer HULSKRAMER acht de gratis wekelijkse ophaaldienst van
belang voor de bevolking. Hij verzoekt door middel van publikatie of een
circulaire de inwoners nogmaals op het bestaan ervan te wijzen.
Wethouder MEIJS is gaarne bereid om aan het verzoek gevolg te doen
geven.
Hierna wordt de begroting van het vervoerbedrijf vastgesteld.
Openbaar Slachthuis.
De heer MELZER vestigt de bijzondere aandacht op het vervoer van
vlees van het slachthuis naar de slagerswinkels. Hij gelooft niet, dat het
geschiedt zoals het moet zijn. Laat de auto's voor het vleesvervoer zoveel
mogelijk schoonmaken.
Voorts vraagt spreker of er al een adjunct-directeur is benoemd.
Wethouder MEIJS deelt mede, dat het schoonmaken van de auto's op
het slachthuis zeer minitieus gebeurt. De dienst maakt niet alleen de eigen
wagens schoon, maar ook de auto's van particuliere ondernemers. Onder
toezicht wordt er de nodige zorg aan besteed. Spreker is het volkomen
met de heer Melzer eens dat de nodige hygiëne betracht moet worden;
hij is bereid na te doen gaan of er de nodige zorg aan wordt besteed.
Voorts deelt spreker mede, dat ook de benoeming van een adjunct
directeur tot stand is gekomen.
De heer VERSCHUREN zegt, dat onder volgnr. 4 in het antwoord
op het Centraal Rapport staat te lezen, dat naar het in de vraag gesugge
reerde een nader onderzoek wordt ingesteld en dat burgemeester en wet
houders de nadere beslissing afhankelijk stellen van de uitslag daarvan.
Spreker verzoekt of al medegedeeld kan worden of het onderzoek reeds
heeft plaats gehad en zo ja, tot welke resultaten dit heeft geleid. Als het
onderzoek nog niet plaats gehad heeft, vraagt hij wanneer een antwoord
op de gestelde vraag verwacht mag worden.
Wethouder VAN BOXTEL zegt, dat de functiebeschrijving opnieuw
bezien en herzien is. Dit heeft niet tot een hogere bezoldiging geleid. In
dien vragensteller het op prijs stelt, wil hij hem gaarne nadere details
verstrekken.
Hierna wordt de begroting van het openbaar slachthuis
vastgesteld.
Openbare Werken.
De heer VAN CAULIL zegt in het Centraal Rapport een vraag gesteld
te hebben met betrekking tot het pand hoek ReigerstraatSchoolstraat.
Dit pand staat reeds lang leeg. Burgemeester en wethouders menen, dat
in dit pand een restaurant gevestigd dient te worden. Spreker weet niet,
wat het uitgangspunt van het college is geweest. Hij vraagt zich af of
het pand wel geschikt is voor restaurant; overigens is daar ook geen
behoefte aan. Hij vindt de gedachte niet erg gelukkig. Het hoekpand
laat nog een beeld van oud-Breda zien. Het ligt in de omgeving van het
Spanjaardsgat, het Kasteel en de Grote Kerk. Spreker acht het gebouw
beter geschikt voor V.V.V.-kantoor, maar zeker niet voor restaurant.
Voorts vestigt spreker er de aandacht op, dat er indertijd ook nog gezocht
is naar de H. Hostie van de Niervaart.
De heer MELZER heeft er ernstige bezwaren tegen, dat men ten aan
zien van de vestiging het behoefte-element gaat hanteren.
De heer ZIJTREGTOP zegt, dat hem uit het antwoord op het Cen-