460 4 NOVEMBER 1960 verboden richting rijden 1590 gevallen op voetpaden rijden 1518 gevallen zonder voor- of achterlicht 1008 gevallen parkeren/stopverbod 2481 gevallen max. snelheid kom 465 gevallen bijz. bepaling bromfietsen 1008 gevallen Uit deze cijfers, mijnheer de voorzitter, blijkt wel dat het in onze stad bij vele weggebruikers aan de nodige verkeersdiscipline ontbreekt. En toch zullen alle verkeersdeelnemers gezamenlijk moeten trachten door samenspel in het verkeer een einde te maken aan deze voortdurende stroom van ongelukken die een gevolg zijn van in het algemeen onverschilligheid ten aanzien van de verkeersregels bij het publiek. Uit een ander overzicht blijkt, dat onze stad er in vergelijking elders niet te best afkomt, n.l. uit de opgave van het aantal verkeersongelukken met dodelijke afloop of lichamelijk letsel van gemeenten boven de 100.000 inwoners. De cijfers over 1958 ten opzichte van 1957 geven het volgende beeld te zien. Van de 12 grote gemeenten staat Breda met een stijging van 4,2% op de derde plaats van boven af. Alleen Tilburg en Utrecht staan resp. met 6,1% en 4,6% hier boven, terwijl er van deze 12 ge meenten 7 steden zijn waarvan het aantal ongelukken is afgenomen, waar van Haarlem met 13,1 de veiligste stad blijkt te zijn. Uit deze cijfers blijkt volgens mij wel, dat er in onze stad op dit terrein wel het een en ander mankeert en ik kan het dus niet eens zijn met de aantekening onder deze cijfers door iemand gemaakt die schreef: „Opgemerkt zij, dat Breda in dit vergelijkend overzicht een vrij gunstige plaats inneemt." Het tegen deel lijkt mij waar. Door de plaatselijke pers wordt op loffelijke wijze elke week een over zicht gegeven over het aantal ongevallen in het verkeer en we moeten helaas constateren, dat de barometer nog steeds stijgt. Dit zou toch aan elke verkeersdeelnemer iets moeten zeggen, met het gevolg dat eenieder voor zich zelf zoveel mogelijk moet trachten een goede weggebruiker te zijn door zich aan de gestelde regels te houden. De overheid kan verkeersverordeningen maken en de politie kan daarop toezien, dat deze nageleefd worden, maar voor de rest moet het publiek zelf haar medewerking geven. We zullen het woord van Koningin Juliana in de praktijk moeten brengen, dat eenieder zijns broeders hoeder is. Wat kan de overheid verder nog doen? De opvoeding tot goede verkeersdeelnemers wordt gestimuleerd door de cursussen die in het verkeerscentrum worden gegeven; wellicht is het mogelijk het aantal uit te breiden tot meerdere klassen van de verschil lende scholen, waardoor nog meer jeugd bereikt kan worden. De heden daagse jeugd is de weggebruiker van morgen en mede aan hen zal de taak zijn om te zorgen, dat er op de duur een eind komt aan de voort durende stijging van het aantal verkeersongelukken, maar naast de jeugd blijkt er een ontstellende onkunde te bestaan bij vele ouderen en het zou mogelijk moeten zijn om ook oudere weggebruikers onder het gehoor van het verkeerscentrum te krijgen, terwijl de mogelijkheid om op de wegen in onze stad, op drukke punten b.v. via luidsprekers het publiek op hun fouten te wijzen niet uitgesloten moet zijn. In het verleden is dat in ver schillende plaatsen geprobeerd, wellicht kan in deze richting iets gevonden worden. Het doel is het alleszins waard. Met genoegen heb ik gelezen in uw antwoord op het centraal rapport dat men met de aanduidingen inzake het verkeer op het wegdek zal doorgaan. Voor zover mij bekend, is het thans nog slechts op enkele plaatsen gebeurd, ik zou deze wegwijzing gaarne uitgebreid zien tot de invalswegen, zoals in verschillende grote steden gebeurt door het aan brengen op het wegdek van cirkels waarin „50 km" is vermeld. Op de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 460