4 NOVEMBER 1960
469
van de grotere doelmatigheid van motorrijwielen voor de politie.
Terzake van het onderwerp verkeersbrigadiertjes is spreker steeds een
roepende in de woestijn geweest reeds lang voordat een bepaalde politieke
groepering in de raad was vertegenwoordigd. Hij hoopt nu van harte
dat er iets van gaat komen.
De aan spreker bekende gegevens over de gesignaleerde aanranding zal
hij gaarne ter beschikking stellen.
Spreker deelt tenslotte nog steeds niet de mening van wethouder Ver
meulen inzake het betrekkelijke karakter van de ongevallenstatistiek. Breda
neemt volgens hem toch wel een ongunstige plaats in.
De heer RATTINK herinnert aan zijn vraag inzake de toekenning van
een gratificatie voor het bezit van taaldiploma's bij de politie.
De VOORZITTER antwoordt dat er wel geen bepaalde salarisver
hoging mogelijk is, maar dat hiervoor toch wel een oplossing is gevonden.
Inzake de verkeersbrigadiertjes zal spreker contact opnemen met de
commissaris van politie; hij heeft intussen al vernomen dat er plaatsen
zijn waar men de verkeersbrigadiertjes weer heeft afgeschaft.
Agenten zonder licht op de fiets zijn wel eens nodig het is een
risico van het beroep dat wellicht als extra inconvenient in aanmerking
kan worden genomen bij het bepalen der salarissen van het politiepersoneel.
Wethouder VERMEULEN deelt de zorg van de heer Quadekker voor
de verkeerssituatie op de kruising Willem van Oranjelaan/Graaf Engelbert
laan. Destijds is als definitieve oplossing gedacht aan de toekomstige
kruising op niveau. Hij zal deze zaak nog eens in de verkeerscommissie
ter sprake brengen. De Graaf Engelbertlaan is wel bebouwde kom, zodat
daar wel snelheidsbeperking kan worden opgelegd.
Volgnr. 152g.
De heer VIS merkt op dat de gemeentelijke nakeuring van films al
eens eerder de belangstelling van de raad heeft gehad. Spreker vond het
een moeilijke materie, waarin hij zich destijds niet voldoende verdiept
heeft. In het centraal rapport is nu de vraag gesteld of aan deze nakeuring
wel behoefte bestaat. De rijkscommissie voor de filmkeuring is zodanig
samengesteld dat daarin onze bevolking, zoals ze is samengesteld, op juiste
wijze is vertegenwoordigd. Er is daarom geen behoefte aan een gemeente
lijke nakeuring. Spreker heeft bovendien vernomen dat de beslissingen
van de rijkskeuringscommissie met vrijwel absolute eenstemmigheid worden
genomen. Ook het rooms-katholieke volksdeel is hierin vertegenwoordigd.
In de memorie van antwoord staat; „Het lijkt een niet te loochenen ver
schijnsel, dat de filmindustrie in de stormachtige toename van het aantal
televisiekijkers aanleiding vindt tot een gestadig afnemende kieskeurig
heid in het gebruik harer middelen teneinde bezoekers te trekken." De
heer Quadekker zal van deze zin smullen. Bij hetgeen hier zonder aan
voering van bewijzen wordt gesteld tekent spreker aan: de rijksfilmkeuring
is toch wel voldoende voor haar taak berekend om het nederlandse volk
te beschermen. De grote filmmaatschappijen hebben trouwens niet alleen
met het nederlandse volk te maken doch met vele anderen. Hiermede
moeten zij ongetwijfeld rekening houden ondanks de concurrentie van de
televisie. Spreker vraagt zich overigens af of in de steden waar geen
nakeuring bestaat nu zulke verschrikkelijke gevolgen zijn aan te wijzen. In
de memorie van antwoord wordt vervolgens uitgesproken dat burgemeester
en wethouders de nakeuring een waardevol middel achten om op het
stuk van de handhaving van openbare orde en zedelijkheid ten aanzien
van de vertoning van films een op het zuidelijk cultuurpatroon afgestemd