46
17 FEBRUARI 1960
2. Ingekomen stukken.
Het onder 2 genoemde stuk wordt in handen gesteld van burgemeester
en wethouders om preadvies.
3. a tlm q.
De heer VERMEULEN merkt naar aanleiding van punt o op, dat
blijkens het controlerapport van het woningbedrijf de huurachterstand
aan het einde van het 2e kwartaal 1959 met 4.400,is gestegen. Voorts
blijkt dat dit voor 3.600,te wijten is aan de ingebrachte bijzondere
gebouwen. Spreker vraagt waardoor deze achterstand is veroorzaakt.
Betalen de huurders van de „Kwatta" soms niet. Spreker zal hierover
gaarne worden ingelicht.
Wethouder JONGBLOED antwoordt dat voor het gebouw „Kwatta"
de huurbetaling zowel vooruit als achteraf geschiedt. Het rapport is
natuurlijk een momentopname. De achterstand zal wel verrekend zijn.
Het is spreker niet bekend dat er iets bijzonders aan de hand is. Een
specificatie van de achterstand kan spreker momenteel niet geven. Een
volgende keer zal hij van een eventuele achterstand een specificatie over
leggen.
De VOORZITTER merkt op dat de huurachterstand dus niet reëel
is, doch slechts administratief.
De heer RATTINK vraagt, naar aanleiding van het besluit van burge
meester en wethouders, genoemd onder n, na de pauze op dit ingekomen
stuk te mogen terugkomen. Spreker zou in de pauze gaarne overleg plegen
met de overige fracties.
De VOORZITTER geeft hem toestemming dit aan het einde van de
agenda te doen.
De heer QUADEKKER heeft het jaarverslag 1958 van de gemeente
lijke geneeskundige en gezondheidsdienst, genoemd onder g, gezien. Spreker
zou gaarne in 1960 het jaarverslag over 1959 ontvangen. Hij is van
oordeel dat dit jaarverslag te laat verschijnt.
De heer HULSKRAMER vraagt naar aanleiding van het antwoord op
een door hem gestelde vraag een opmerking te mogen maken.
Wethouder MEIJS wijst erop dat opmerkingen over antwoorden op
vragen gesteld kunnen worden bij de rondvraag.
De VOORZITTER geeft de heer Hulskramer nu de gelegenheid de
opmerking te maken.
De heer HULSKRAMER merkt op dat in het antwoord is gesteld, dat
voldoende cijfers zijn gegeven om de onjuistheid van het betoog van de
heer Hulskramer aan te tonen. Spreker heeft tijdens de begrotingsbehan
deling reeds naar voren gebracht, dat deze cijfers waardeloos zijn. Hij
had nl. gevraagd in hoeveel panden het waterverbruik beneden 40 m8
ligt en het bewuste antwoord handelde over een limiet van 60 m3. Het
gaat spreker er juist om dat degene, die 30 m3 gebruikt, evenveel moet
betalen als degene die 60 m3 gebruikt en daar moet iets aan gedaan worden.
Wethouder MEIJS wenst op deze vraag geen antwoord te geven.
De VOORZITTER zegt dat uit het antwoord duidelijk is gebleken