470 4 NOVEMBER 1960 beleid te kunnen voeren. Het woord cultuurpatroon is langzamerhand een modewoord. Het zegt niet zoveel. Bij ziektegevallen spreekt men wel van gebrek aan vitaminen en dan zegt dat al evenmin veel. Er wordt meer gesuggereerd dan er in feite is. Het zou dan ook interessant zijn te onder zoeken of er werkelijk van een zuidelijk cultuurpatroon kan worden gesproken. Bij een vorige discussie heeft de heer Drion gesteld dat er in het zuiden nu eenmaal andere normen gelden. Spreker gelooft echter niet dat er zodanige redenen zijn om de nakeuring, welke aan het niet katholieke deel van de bevolking dwingend wordt opgelegd, te handhaven. Tenslotte vraagt spreker zich af of dit standpunt niet bedreigd wordt door de televisie. Uit de programma's blijkt soms dat films zijn toegelaten voor personen van 14 jaar of ouder, welke door de katholieke filmcentrale op 18 jaar zijn gesteld. De neutrale en protestantse kinderen mogen dan opblijven en de katholieke kinderen worden naar bed gestuurd. De ouders zijn dus vrij om te beoordelen wat zij moeten doen. Spreker is al met al van mening dat geen nakeuring nodig is, zodat de subsidiepost kan vervallen. Het verheugt de VOORZITTER over dit onderwerp het een en ander te kunnen zeggen omdat er op dit punt dikwijls weinig kennis en waar dering blijkt te zijn, ook in katholieke kringen. Spreker heeft hierover de voorzitter van de Katholieke Filmcentrale geraadpleegd. Het toezicht op de schouwburgen is als zaak van de gemeente aan de burgemeester opgedragen. Er wordt een matig en redelijk gebruik van gemaakt. De bioscoopwet heeft van de keuringen van filmvertoningen in 1926 een rijkszaak gemaakt doch daarbij aanvullende bevoegdheden aan de gemeenten opgedragen. Hierop berust het instituut der nakeuring. Uit een oogpunt van eenheid van beleid hebben een aantal gemeenten zich tot dit doel verenigd en de keuring opgedragen aan een gemeenschappelijk orgaan, de Katholieke Filmcentrale. Als er bezwaren worden aangevoerd tegen de keuring door de K.F.C. zouden deze eveneens tegen de rijks keuring kunnen worden ingebracht. Ook deze roept een halt toe aan niet toelaatbare films. Legt het rijk daardoor aan bepaalde bevolkingsgroepen een mening op? In het geheel niet! Hierbij is sprake van een nationaal cultuurpatroon. Met andere woorden: U zult hier niet alle films zien die U wel op de Champs Elysées in Parijs kunt zien. Deze zaak ligt overigens geheel anders dan de drukpersvrijheid zie artikel 7 van de grondwet. Legt de keuring nu een mening op? Is dit wel democratisch verantwoord? Eigenlijk is hier dezelfde situatie voor geheel Nederland als voor de ver enigde gemeenten in het zuiden. De keuringsnorm is niet gericht op geschiktheid van de film, maar op toelaatbaarheid. Men zou als ver gelijking kunnen nemen de omstandigheid dat iemand geen voorstander is van een bepaalde krant of een artikel daarin. Dit wil nog niet zeggen dat men de publikatie daarvan zou trachten te belemmeren. Men gaat dus negatief te werk. Men zegt in bepaalde gevallen geen voorstander te zijn zonder deze te verhinderen. Alleen ten aanzien van de jeugd beneden 18 jaar neemt men een meer gereserveerd standpunt in. Inhoud en strekking van de films worden door de keuring op generlei wijze bepaald doch alleen getoetst aan normen van openbare orde en zedelijk heid. Wanneer men beweert dat de gemeentelijke nakeuring het subjectief recht van bepaalde stadgenoten aanrandt of beperkt, zou men er even zeer de rijksfilmkeuring een verwijt van kunnen maken dat deze het subjectief recht schendt van bepaalde landgenoten om alles te zien wat op de filmmarkt te koop is. Door de katholieke filmkeuring wordt nooit ook maar iets in de films geknipt, men heeft er het recht niet toe. Het is een interessant feit om te onderstrepen. Iets anders is dat bepaalde importeurs, die de normen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 470