4 NOVEMBER 1960
471
kennen, zelf wel eens de schaar hanteren. Zou men vijf jaar geleden
een strip-tease in een film voor onmogelijk hebben gehouden, nu acht men
deze toelaatbaar. De importeur zal dus zelf kunnen knippen. De rijks
keuring kent wel coupures, de katholieke keuring niet,
In een democratische staat is het onbestaanbaar dat de overheid een
positief standpunt bepaalt over wat goed, slecht of esthetisch is. Zij kan
alleen zeggen: dit gaat alle perken te buiten. De overheid moet zelf uit
een oogpunt van algemeen welzijn allerlei vormen van kwaad dulden.
De filmkeurders worden in overleg met de bioscoopbond aangesteld; de
rechtszekerheid van het bedrijf is in een z.g. convenant gewaarborgd. Vele
bioscoopexploitanten zijn uitermate dankbaar voor de keuring, waardoor
zij althans van de grootste rommel worden bevrijd.
Belangrijk is de mentaliteit waarin de normen worden gehanteerd.
De algemene in het akkoord gestelde norm voor de ethische beoordeling
van films door de K.F.C. luidt als volgt:
Als ethisch ontoelaatbaar moeten worden beschouwd films, welker ver
toning gevaar oplevert voor het godsdienstig, zedelijk of maatschappelijk
leven van dc toeschouwer en (of) de godsdienst, de zedelijkheid of de
maatschappij kan schaden. Ter nadere toelichting en uitwerking van deze
norm diene, dat ontoelaatbaarverklaring kan plaats hebben op grond van:
a. de strekking van de filmi strijd met de katholieke geloofs- en zeden
leer, vergoeilijking en (of) lichtzinnige voorstelling van het kwaad. Blijkt
uit het verloop van de film, dat het voorgestelde kwaad wordt afgekeurd,
bijvoorbeeld doordat slechte gevolgen van het kwaad duidelijk worden
aangetoond, dan zal de film niet op grond van de strekking ontoelaatbaar
verklaard worden. Het verbod van het kwade door Goddelijke en mense
lijke wetten sluit niet in, dat streng moet worden toegezien op een
getrouwe naleving dezer wetten door alle figuren in een film. Zo lang
mensen, ook christenen, het kwade bedrijven kan niet worden verboden
dat figuren in een film hetzelfde doen, wil de film niet een wereld schilderen
die er niet is. Een waarachtige schildering van het kwade, maar dan met
al zijn ellendige gevolgen voor de medemensen en vooral voor het geweten
van de bedrijver, is vaak de enige manier om het goede in een helder
licht te plaatsen. Een stelselmatige beloning van het goede met succes en
welvaart en van het kwade met tegenslag en armoede is echter in strijd
met de werkelijkheid en even vals als de voorstelling van het kwade als
een bron van geluk. Een schijnheilige vervalsing van het wereldbeeld is
gevaarlijker dan de geruchtmakende rauwheid, die soms het waarachtige
filmverhaal aankleeft. Het waarachtige filmverhaal houdt een echte levens
ervaring in, hetgeen waardevol is, zij het niet altijd voor jeugdigen.
Uit dit alles blijkt dat grote betekenis moet worden toegekend aan de
geestesgesteldheid, waarin de filmmaker de behandelde gebeurtenissen en
opvattingen blijkt te hebben benaderd. Men zou de taak van de film
keuring kunnen vergelijken met die van een verkeersagent. Het grote
verkeer gaat langs hem heen en hij laat het begaan. De weggebruiker, die
door zijn manier van optreden een positief gevaar vormt voor de veilig
heid, roept hij tot de orde en alleen chauffeurs, die beschonken achter het
stuur zitten, rekent hij in. Zó is de taak van de filmkeurders.
Wanneer de strekking van een film niet noopt tot ontoelaatbaarver
klaring, kan wegens enige precaire scènes een film als C2, wegens meer
der zodanige scènes als C3 toelaatbaar verklaard worden, wanneer zij
de strekking van de film ongunstig beïnvloeden.
b. de inhoud van de film wegens bepaalde aanstotelijke scènes (dus
andere dan précaire), teksten, sfeer of mentaliteit.
De sub a en b genoemde motieven kunnen zowel gezamenlijk als ieder
afzonderlijk aanleiding zijn om een film ontoelaatbaar te verklaren.
Als belangrijk algemeen beginsel voor de nakeuring zegt het akkoord