I 484 4 NOVEMBER 1960 Gaarne verneem ik dan ook van de wethouder of en in hoeverre hem een te heroriëntering van het subsidiebeleid in deze sector voor ogen staat en sj op welke wijze hij dit concreet gestalte wil geven. jij De heer ZIJTREGTOP wil ook wel de opmerkingen van de heer w Rattink inzake de hoogte van de indirecte subsidies aan de sportvereni- q gingen benadrukken. In het verleden is er wel kritiek geoefend op de jll subsidies aan het Zuidelijk Toneel en het Brabants Orkest. Het blijkt wel v( dat ook andere objecten zwaar worden gesubsidieerd. Inzake de Beijerd b£ is in het centraal rapport gevraagd of het accent in het beleid niet teveel op tentoonstellingen is gericht. In het antwoord is dit bevestigd en gesteld ki dat de tijd is gekomen voor nader beraad omtrent het algemene beleid. ;s De vraag is: wanneer zal dit beraad zijn einde krijgen, wanneer zal de ge Bredase gemeenschap op een andere wijze van de Beijerd kunnen profi- teren. sti De heer MENDES heeft vorig jaar uitvoerig gesproken over het beleid m, in de culturele sector. Hij zal zich nu, gezien de beschikbare tijd, beperken. (.r( Men doet sedert jaren aan gemeentelijke cultuurpolitiek en er worden op deze weg vorderingen gemaakt. Veel aanknopingspunten zijn er nog niet V£ in de memorie van antwoord. Spreker heeft de volgende notities gemaakt: se 1. In het algemeen is er overeenstemming over de stelling dat rijk, ve provincie en gemeente in deze een belangrijke taak hebben. eii 2. Er is verschil van opvatting over de vragen waar, hoe, en in welke verhouding de overheid moet helpen en subsidiëren. Iedereen is het er Wl wel over eens dat er een gunstig klimaat moet zijn. ei( 3. Een belangrijke uitzetting van het budget is niet mogelijk. 4. Burgemeester en wethouders wensen het tot nu toe gevoerde cul tuurbeleid voort te zetten. Een en ander houdt in dat de bekende stand- ee punten gehandhaafd blijven. Burgemeester en wethouders voelen niets (je voor een vaste afdeling en evenmin voor een nota over de culturele 1 zo zaken. Mochten deze standpunten zich wijzigen dan zal spreker dit ke gaarne vernemen. te ge De heer NIEUWLAAT moet onderschrijven hetgeen in de memorie van antwoord is gezegd, namelijk dat de tijd te kort is geweest om ex aan te geven of en in hoeverre de totale beleidslijn gewijzigd zou moe- ec ten worden. Hij gelooft wel te mogen zeggen dat het vraagstuk van een kr rechtvaardige verdeling der middelen in de culturele sector actueel gaat m( worden. Wat betreft de subsidiëring naar inwonertal van Brabants Or- ra( kest en Ensemble meent spreker dat limites zullen moeten worden inge voerd. Op deze wijze ontstaan besparingen welke elders in de sociaal ke culturele sector kunnen worden benut. Spreker wil noemen de muziek- sc] gezelschappen en zangverenigingen. m( m< De heer HULSKRAMER geeft in overweging in de jeugdadviesraad aa ook plaats in te ruimen voor het vrouwelijk element. ho Mevrouw van MIERLO steunt de heer Nieuwlaat in zijn opvatting. Sp Zij acht wel een bezuiniging mogelijk op de grote subsidies. In geen ge geval mag men in de sociaal-culturele sector bezuinigen. w< Stc Wethouder BASTIAANSEN wil vooropstellen dat de sportstichting uitstekend werkt. Uit hetgeen gezegd is zou men de indruk kunnen S(C krijgen dat er klachten zijn. Hij wil lof brengen aan de leden der sport- uit stichting voor de nauwgezetheid waarmede zij de problemen bezien en pe de tijd die zij daaraan besteden. Het is bijzonder moeilijk personen aan gi,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 484