504 16 NOVEMBER 1960 daten voorhanden zijn. In feite is er dus niets veranderd, want zolang er nog zo'n groot woningtekort is, zullen er natuurlijk nog volop „meer gerede" kandidaten" voorhanden zijn. Ik zou nog eens nadrukkelijk willen wijzen op de geheel verkeerde start, die deze jonge mensen maken op een kamer bij anderen of ouders in. Ten tweede geeft mij het feit, dat alleenstaanden niet als woningzoe kenden worden ingeschreven, een hoogst onbevredigend gevoel. Ook deze mensen hebben recht op een stukje privéleven. En al lijkt het, en is het ook wel rechtvaardig, dat gezinnen met kinderen voorrang hebben, voor de betrokkenen kan dit een groot onrecht zijn. Ergens in de nota staat ook, dat het grootste recht soms in het grootste onrecht kan verkeren. Ik ben van mening, dat b.v. het leven van de ongehuwde, vooral niet meer zo jonge vrouw vaak vergald wordt door het altijd maar op kamers bij anderen moeten inwonen, waarvan ze zich dikwijls ook alles moet laten welgevallen om vooral de huur niet opgezegd te worden. Ik ken een geval, waarin een vrouw van 45 jaar driemaal in een jaar van kamer moest veranderen door de willekeur van de verhuurder. In het gehele land omvat de categorie inwonende alleenstaanden ten gevolge van de woningnood ongeveer 25 a 30.000 personen, mannen en vrouwen tezamen, waarvan het aantal vrouwen tweemaal het aantal man nen bedraagt, hetgeen betekent, dat het aantal alleenstaande inwonende vrouwen 7 a 14 van de gehele woningbehoefte uitmaakt. Nu er ook voor kleine woningen voor alleenstaanden in de woningwet sector subsidie kan worden verkregen en bovendien die woningen nog slechts voor de helft ten laste van het woning contingent gebracht worden, zou het toch mogelijk moeten zijn ook in Breda een aantal van deze woningen te bouwen. In opdracht van de minister heeft het Bouwcentrum in Rotterdam een kleine vrije woning voor alleenstaanden ontworpen, voor een huurprijs van 63,in de woningwet- en 83,in de premiesector, een huur, die in de meeste gevallen ook voor kamers betaald moet worden. De huisvesting van alleenstaanden zou plaats moeten vinden gespreid in wijken tussen de gezinswoningen. Dus niet in speciale flats voor ongehuwden. Nu kan ik me voorstellen, dat er in de woningwetsector voorlopig mis schien nog niet veel gedaan kan worden voor deze gevallen en ook niet voor jonge echtparen. Maar kan Uw college geen stappen ondernemen om te bevorderen, dat er in de premiesector iets voor deze mensen wordt gebouwd. Een klein aantal in iedere nieuwe wijk zou al een grote verlich ting betekenen en zou aan het rechtsgevoel van deze mensen tegemoet komen. Indien de gemeente er dan ook toe kan besluiten om deze categorie boven een bepaalde leeftijd als woningzoekenden in te schrijven, dan kon den althans de meest urgente gevallen geholpen worden. In de derde plaats ben ik van mening, dat in het algemeen het bouwen van kleine woningen aanbeveling verdient voor de zogenaamde aflopende gezinnen. Vele ouder wordende echtparen, waarvan alle kinderen uit gevlogen zijn, hebben behoefte aan een kleinere aangepaste woning. Hoe verheugend het overigens ook is dat Breda nog een bejaardentehuis krijgt, lang niet alle bejaarden zijn aan een bejaardentehuis toe. Wel zal er in veel gevallen behoefte bestaan aan een kleine gerieflijke woning, waar door deze mensen in staat worden gesteld wellicht nog een aantal jaren zelfstandig te wonen. Door het bouwen van deze kleine woningen zullen er bovendien een aantal grote woningen vrijkomen, waarin dan weer de groeiende gezinnen geplaatst kunnen worden, die zich nu vaak op een flat moeten behelpen. Deze kleine woningen voor aflopende gezinnen zouden eveneens opgenomen dienen te worden in de gewone uitbreidings plannen, waardoor de bewoners daarvan niet, zoals in de bejaardencentra, het gevoel krijgen uitgeschakeld te zijn, maar integendeel het gevoel heb-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 504