16 NOVEMBER 1960
507
Vervolgens wil ik Uw aandacht vragen voor een onderdeel van het
huisvestingsbeleid, waarover in de nota niets wordt gezegd.
Een huiseigenaar die zijn woning dringend voor zelfbewoning nodig
heeft en die reeds drie jaar eigenaar is, kan de ontruiming vorderen. Dat
brengt zowel voor de eigenaar, als de huurder veel onaangenaamheden en
kosten met zich mee.
Als we goed georiënteerd zijn, wordt in deze gevallen door sociale zaken
en huisvesting de uitspraak van de rechter afgewacht, alvorens wordt
getracht de huurder een andere woning aan te wijzen.
Kan nu in die gevallen dat de eigenaar inderdaad de woning dringend
nodig heeft voor zelfbewoning en de huurder alle gewenste medewerking
wil verlenen, geen soepeler beleid worden gevolgd? Niet alleen ter voor
koming van kosten, maar ook ter voorkoming van vaak grote spanningen
in de gezinnen die bij zo'n procedure zijn betrokken.
In deze gevallen zou het eigendomsrecht op woningen ook meer tot gel
ding kunnen komen.
Graag zou ik zien, dat Uw college zich hierop eens nader zou willen
beraden.
Uw college deelt mede, machtiging te hebben verleend aan de directeur
van sociale zaken en huisvesting om de inschrijving van woningzoekenden
door te halen, indien op ondeugdelijke gronden een aangeboden woning
wordt geweigerd.
Hiertegen heb ik vooralsnog ernstige bedenkingen.
Wanneer een ingeschrevene een hem aangeboden woning weigert, dan
laat hij als het ware een ander voorgaan. Hij neemt het risico dat hij niet
op korte termijn wordt geholpen.
Hij plaatst zichzelf in een moeilijke positie. En dit alleen reeds lijkt mij
voldoende om het gesignaleerde euvel binnen redelijke grenzen te houden.
Bij de weigering van een woning kunnen tal van subjectieve factoren
een rol spelen. Zoals b.v. de gebondenheid aan een bepaald stadsdeel, met
kerk, scholen en woonmilieu.
Het lijkt mij van belang, dat de woningzoekenden een zo groot mogelijke
vrijheid behouden bij de aanvaarding van een woning. Naar mijn mening
houdt de genoemde machtiging het gevaar in dat bij de aanbieding van een
woning een te zware druk wordt uitgeoefend op de woningzoekende.
Het is om deze reden, dat ik toch wel bezwaren heb tegen de verleende
machtiging.
Ik kan instemmen met Uw opvatting, dat de gemeentelijke overheid bij
het toewijzingsbeleid ten nauwste betrokken dient te blijven, óók als een
aanzienlijk deel van het gemeentelijk woningbezit wordt overgedragen aan
woningbouw-corporaties. Deze invloed van gemeentewege dient althans
voorlopig behouden te blijven om daardoor een sociaal gericht woon-
ruimtebeleid te kunnen voeren.
Nog een laatste opmerking over het huisvestingsbeleid.
Op pagina 11 wordt gesproken over de woningnood van zwak-sociale
gezinnen. Uw college beraadt zich over de mogelijkheid om het tempo van
de opheffing van de woningnood in deze groepering te versnellen door een
geforceerde depreciatie van bepaalde straten en het invoegen van de voor
enige sociale verheffing vatbare gezinnen in normale wooncomplexen.
Als ik het goed lees is het dus de bedoeling dat door een geforceerde
depreciatie van bepaalde straten geleid of gestimuleerd door Uw col
lege nieuwe wijken voor zwak-sociale gezinnen worden gecreëerd.
Ik moet U zeggen, dat ik méér voel voor een verheffing in sociaal op
zicht dan voor een geforceerde depreciatie. We dienen m.i, te streven
naar een gezond leefklimaat in alle delen van de stad, waarbij de bevor
dering van een goede wooncultuur waarover de heer Nieuwlaat bij de
begrotingsbehandeling enkele suggesties heeft gedaan ruime aandacht
verdient.