512 16 NOVEMBER 1960 1. Het huisvestingsbeleid. Een blik in de bijlagen 2 en 3 laat ons zien, dat er nog vele gevallen van woningzoekenden zijn, die vijf jaar of langer staan ingeschreven, nl. 34 langer dan zeven jaar, 74 langer dan zes jaar en 79 langer dan 5 jaar. Mijnheer de voorzitter, wij kunnen begrip opbrengen voor de argumen ten, die U naar voren brengt, waarom een bepaalde groep zo lang als woningzoekende staat ingeschreven. Maar toch zouden wij U met aan drang willen verzoeken om maatregelen te nemen om de groep van wo ningzoekenden, die zes jaar en langer staan ingeschreven zo spoedig mo gelijk weg te werken. U zegt nu wel, dat een oplossing van de ernstige woningnoodgevallen, die jaren voortslepen, afspringt op de discrepantie tussen de huurprijs van de woning, die U kunt aanbieden en de maximale huurprijs, die de gegadigde kan of wenst te betalen, maar men moet er toch rekening mee houden, dat het hier gaat om mensen, die in nood ver keren en dat er toch ook voor hen eens een oplossing moet komen. Wij zouden het dan ook zeer op prijs stellen als de gegevens, die in bijlage 2 verwerkt zijn, en die wij slechts eenmaal per jaar ter inzage krijgen, voor taan om de drie maanden ter visie worden gelegd, opdat wij daardoor in de gelegenheid zijn om het verloop van de langst ingeschrevenen op de voet te kunnen volgen. Een belangrijk punt t.a.v. het huisvestingsbeleid is ook het z.g. opschuif- systeem. Regelmatig is er vanuit de raad op aangedrongen om te bevorde ren, dat degenen die een goedkope woning bewonen en willen verhuizen naar een duurdere woning hiervoor de volle medewerking van het huis vestingsbureau zouden krijgen. Dit standpunt is door Uw college over genomen, maar onze indruk is, dat deze regel niet voor 100 wordt door gevoerd. Het is ons uit ondervinding bekend, dat personen die over een goedkope woning beschikten en een verzoek richtten aan het huisvestingsbureau om in aanmerking te komen voor b.v. een pronto-woning en bereid waren hiervoor 5,meer huur te betalen, een schrijven terugkregen, waarin hun werd medegedeeld, dat zij hiervoor niet in aanmerking kwamen, omdat zij niet in woningnood verkeerden. Deze gang van zaken lijkt ons niet juist, en wij zouden dan ook graag van Uw college willen vernemen of men deze zaak nog eens onder de aandacht van de directeur van het huis vestingsbureau wil brengen. Een volgend punt is: het spreekuur, dat op het huisvestingsbureau wordt gehouden. Van dit spreekuur wordt ook nu nog veel gebruik gemaakt en wij kunnen ons voorstellen, dat het voor de ambtenaar in kwestie, die de bezoekers moet ontvangen geen aangename taak is. Immers, diegenen die op het spreekuur komen, zijn mensen die in woningnood verkeren en al hun grieven en klachten naar voren brengen en hoewel men hiervoor begrip heeft, moet men de bezoekers meestal teleurstellen, omdat men nu ten enen male met een woningtekort zit. Toch mag men verwachten, dat als men met een redelijk verzoek of argument komt, men ook een redelijk antwoord terugkrijgt. Het komt echter nogal eens voor, dat bepaalde be zoekers met een kluitje in het riet worden gestuurd of dat hun feiten wor den verteld die kant noch wal raken. Ook deze kwestie zouden wij graag onder de aandacht van Uw college willen brengen. Wat het hanteren van de interne richtlijnen betreft zijn wij teleurgesteld, omdat de alleenstaanden niet als woningzoekenden worden ingeschreven niettegenstaande hierover vanuit de raad dikwijls is aangedrongen. De mededeling dat Uw college heeft besloten om de directeur van sociale zaken te machtigen de inschrijving door te halen van woning zoekenden, die, gelet op de omstandigheden van het concrete geval, op ondeugdelijke gronden een hun aangeboden woning weigeren te aanvaar den, kunnen wij onderschrijven. Wij stellen het echter wel op prijs, dat U

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 512