530 16 NOVEMBER 1960 deeld in woningen van de A-categorie, van de B-categorie en van de C- categorie, welke in Breda maximaal respectievelijk 70,90,- en 110,per maand aan huur mogen opbrengen. Deze opzet heeft nog niet geleid tot hetgeen de regering beoogd heeft. Men is dan ook allerwegen ongerust, hetgeen reeds is aangetoond door de in de raad aangehaalde uitspraken van het Katholiek Instituut voor Volkshuisvesting en de centrale woningraad. Bij de begroting voor 1961 is dit beleid nog verder doorgetrokken. De cijfers voor het bouwprogramma zijn als volgt: Vrije sector 15000 wonin gen; 32500 premiewoningen en 32500 woningwetwoningen. Ten opzichte van het vorig jaar betekent dit dus een vermindering van 5000 woningwet woningen. Ook plaatselijk werkt dit door. Dit jaar kreeg Breda volumen voor 337 woningen, volgend jaar vermoedelijk nog minder. Op deze 32500 woningwetwoningen bestaan echter nog bepaalde claims. Er moeten eerst 5000 woningen af voor plannen inzake de efficiënte woningbouw, waarbij een toeslag van 2,per week extra wordt gegeven. Er moeten ook nog 1200 woningen af voor systeembouw, waarvoor een toeslag van 20 wordt gegeven. Als men hieraan niet meedoet, beschikt men dus niet over de daarvoor gereserveerde volumen. Voorts worden er nog 2000 woningen gereserveerd voor bevordering van industrie. Na al deze aftrekposten blij ven er nog 24300 woningwetwoningen ter verdeling over. Hiervan moet Breda trachten zoveel mogelijk goedkope woningen te bouwen. De regering beoogt de vermindering van het woningwetcontingent te ondervangen door woningbouw in de A-sector. Voor Breda ligt de grens van deze woningen in een huurprijs van 70,per maand d.i. ongeveer 16,per week. Deze prijs is voor Breda gezien de bouwkosten vrij laag. Men gaat echter voor het bepalen van deze grens uit van bepaalde kosten. Daarin zijn o.m. niet begrepen de kosten voor centrale voorzieningen. Indien deze centrale voorzieningen echter wel worden aangebracht dan kan daardoor de huur de grens van 70,voor de A-categorie belangrijk overschrijden. De vraag is of men dit moet stimuleren. De plaatselijke overheid is naar sprekers mening ver plicht te bevorderen, dat er zoveel mogelijk woningen in de A-categorie worden gebouwd waarvan de totale huur de 70 guldengrens niet over schrijdt, zulks als aanvulling op de tfroningwetbouw. De landelijke overheid heeft een grote invloed op het woningbouwbeleid. Het woningwetwoning contingent wordt verdeeld over de provincies en voorts over de gemeenten. Hierop hebben de gemeenten geen invloed. In de premie A-sector ligt de zaak iets ruimer. Hier geen contingentering. Daar er landelijk echter zoveel belangstelling bestaat voor deze categorie zal het noodzakelijk zijn ook deze woningen te verdelen over provincies en gemeenten, al zal deze verdeling niet zo straf zijn als in de woningwetsector. Het lijkt spreker juist de raad een indruk te geven van het verschil in huurprijs tussen eenzelfde woning gebouwd in de A-categorie en in de woningwetsector. Deze huurprijs is in de woningwetsector 1,52 per week lager, dan in de premiesector A, zulks o.m. ten gevolge van de andere methode van financieren en het andere rentepercentage welke voor de woningwetbouw worden toegepast, en welke blijkbaar niet geheel worden goedgemaakt door de hogere rijksbijdrage. Met betrekking tot de planning voor 1961 kan spreker nog maar alleen beschikken over de nota van aanbieding van de minister. Dezer dagen verschijnt het voorlopig verslag. Daarnaast bestaat er veel litteratuur in tijdschriften en kranten over het te voeren woningbouwbeleid. Spreker weet niet, wat de kamer uiteindelijk zal beslissen. In aannemers kringen is aangedrongen op het terugbrengen van het contingent woning wetwoningen. Het Katholiek Instituut voor Volkshuisvesting en de Natio nale Woningraad vragen juist weer vergroting van het contingent woning-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 530