m
534 16 NOVEMBER 1960
voor Doornbos is inderdaad lager. Hoe de huren uiteindelijk komen te lig- E
gen moet worden afgewacht. ren>
Inderdaad zal getracht worden een aflopende bijdrage te verkrijgen voor
de nieuwe bewoners, die van een oude woning verhuizen naar een nieuwe V
en daar een hogere huur moeten gaan betalen. Er is een rijksregeling, zijn.
waarbij het rijk in de toeslag deelneemt als de gemeente dit ook doet. T
De heer Vis heeft gesproken over de verhouding hoog- en laagbouw. dat
Spreker wijst er op, dat in de woningwetsector voorlopig nog alleen laag- dooi
bouw zal worden toegepast. Overigens zal het gemeentebestuur zich moe- ook
ten bezinnen over deze verhouding. Men moet echter oppassen met aan de D
stedebouwkundige gevoelens te tornen. blijk
In de uitbreidingsplannen is de verhouding 1 2 niet precies aangehou- mog
den. Spreker is van mening dat over het algemeen bouw van eengezins- gesc
woningen voordeel biedt. Hij is bereid een vergelijking te laten opstellen echt
over de bouwkosten, met die van andere vergelijkbare plaatsen. E
Hetzelfde effect zou ook bereikt kunnen worden met een huurvergelij- een
king. Hij is van mening dat de huren in Breda nog al aan de stijve kant S
zijn. Men mag daaruit niet voorbarig concluderen dat de bouwkosten in het
Breda dus bijzonder hoog zijn. H
Inderdaad is het contingent woningwetwoningen erg laag. Burgemeester burc
en wethouders zullen trachten enige verhoging te krijgen, waarbij de ge- hooi
dachte allereerst uitgaat naar Breda als centrumgemeente. Het zal nuttig geze
zijn de woningwetcontingenten vooral toe te wijzen aan grotere bevolkings- op 1
centra. In kleinere gemeenten kan dan meer gebouwd worden met premie de t
in de A-categorie. verc
Ten aanzien van de opmerkingen van de heer Van Houten, verwijst van
spreker naar hetgeen hij reeds heeft gezegd over het statistisch woning- mee,
tekort. Ook de geregistreerde woningnood is een betrekkelijk iets. Men kan te
deze naar believen uitbreiden afhankelijk van de normen welke men stelt een
voor het inschrijven. T
Dat de woningnood in 1965 zal zijn opgeheven willen burgemeester en luid;
wethouders niet beweren. Wel zullen zij trachten de woningproduktie zo
hoog mogelijk op te voeren en zoveel mogelijk aan te passen aan de be- D
staande behoefte. Alhoewel burgemeester en wethouders geen enkel be- beid
zwaar hebben tegen bezitsvorming zal de bouw van huurwoningen onder zal
de huidige omstandigheden prioriteit moeten hebben. De heer Minderhoud pree
heeft gezegd, dat hij geen bewondering heeft voor het woningbeleid der eers
regering. Spreker acht het niet zijn taak hierop te antwoorden. Bij de geht
industriewoningen bouwt de gemeente de woningen niet te duur, omdat de kuni
industrieën bepaalde voorzieningen laten treffen. Het enige wat hier ge- moe
daan is, is te trachten goede niet te dure woningen te bouwen. Willi
vooi
De heer MINDERHOUD hoopt dat deze woningen in de toekomst geen vooi
noodwoningen zullen worden. gest<
dat
Wethouder VERMEULEN antwoordt, dat burgemeester en wethouders hierl
van oordeel zijn, dat er geen toekomstige krotwoningen worden gebouwd. meei
Naar aanleiding van de opmerking van de heer Quadekker inzake de D
O-kamer woningen antwoordt spreker dat dit betreft de 60 Maycrete- beke
woningen, onbewoonde zomerhuizen, houten woningen en woonwagens. V
Dit zijn dus woningen, die eigenlijk niet als zodanig geklassificeerd mogen 150
worden. Wat de vraag betreffende de echtparen met en zonder kinderen had
betreft moge spreker verwijzen naar de nota. Er staat duidelijk in, wat er bom
bedoeld wordt. een
De heer Van Houten heeft gesproken over bedrijfspanden tegen rede- men:
lijke huur. Zoals bekend is, hebben gedeputeerde staten geen goedkeuring het i
verleend aan het bouwen van industriehallen. Als t.z.t. de UTS de indus- geht
triehal verlaat zal deze kunnen worden verhuurd. nade
k