582 14 DECEMBER 1960 Algemeen aanvaardt men dat ieder die het nodige heeft gedaan om door medewerking aan het productieproces in eigen onderhoud en dat van zijn gezin te voorzien en door allerlei omstandigheden niet een zodanig deel van het nationaal inkomen heeft verworven, dat hij als bejaarde in eigen onderhoud kan voorzien, een wezenlijk recht kan doen gelden op een zodanig onderhoud. Door de A.O.W. en de diverse pensioen regelingen werd reeds getracht dit recht te verwezenlijken. Op dit moment zijn deze regelingen nog onvoldoende, terwijl van over heidswege een verdere regeling van dit recht thans nog ontbreekt. Som mige leden menen, dat dit zou kunnen worden opgelost door subsidiëring van personen welke beneden een bepaalde inkomensnorm liggen, terwijl opname in een bejaardentehuis noodzakelijk is en de verpleegprijzen een belemmering vormen. Anderen menen dat er een systeem te vinden moet zijn waarbij de in richtingen worden gesubsidieerd in de stichtingskosten en/of in de exploi tatielasten. Uiteraard zijn deze leden zich bewust, dat de realisering van dit recht door middel van deze subsidiëring individueel of bij de top allerlei moeilijkheden te voorschijn roepen. De grote meerderheid van de fractie heeft dan ook voorlopig geen bezwaar tegen individuele ondersteuning door Sociale Zaken, daarbij op de voorgrond stellend, dat zij dit aanvaardt omdat deze methode voor alsnog het best hanteerbaar is. Gaarne zal onze fractie u steunen bij uw beleid ten aanzien van de bejaarden en zij verheugt zich over de mogelijkheid om demente bejaarden in uw bijzondere zorg te betrekken. Ik dank u. De heer VIS heeft uit de bejaardennota de indruk gekregen dat deze zaak een groot probleem is in onze stad. Het gaat hier om een complex van problemen dat in Nederland terecht grote belangstelling geniet. De bejaardennota biedt een inventarisatie van de diverse aspecten. Als zo danig is dit stuk zeer waardevol en nuttig voor verdere uitbouw. Het vraagstuk zal ongetwijfeld nog veel studie eisen en er is nog geen sprake van een uitgestippeld beleid. De nota stelt dan ook terecht dat dit slechts een begin is. Spreker wil zich dan ook voornamelijk beperken tot enige vragen naar aanleiding van de duidelijk gegroepeerde gegevens: 1. Zijn er in Breda particuliere huizen, waarin bejaarden worden ver zorgd? 2. Het toezicht op deze huizen geschiedt niet door een of andere inspectie. Bestaat er geen behoefte aan een verordening op dit gebied? Er is wel een wettelijke regeling in voorbereiding, maar zijn er geen aanwijzingen die aanleiding geven thans toch nog een gemeentelijke ver ordening in het leven te roepen? Blijkens pagina 36 der nota heeft het onderzoek geen aanleiding gegeven tot een dergelijke verordening over te gaan; gegevens, die deze bewering kunnen staven, ontbreken echter. An derzijds zijn er evenmin aanwijzingen dat een verordening wel nodig zou zijn. Het is wel duidelijk dit te stellen. In de provincie Gelderland is in 1954 een commissie ingesteld, die controlerend werkt. Het betreft een 400 bejaardentehuizen en dit toezicht wordt vanwege deze inrichtingen zeer op prijs gesteld. Provinciale Staten hebben voorschriften gesteld met betrekking tot de eisen, waaraan de tehuizen moeten voldoen. Spreker vraagt zich daarom af waarom hier geen verordening wordt vastgesteld. Ontwerpen van wet willen n.l. nog al eens lang blijven lig gen en daarom is er misschien toch wel aanleiding voor dit belangrijke gebied van gemeentelijke zorg een regeling te treffen. Hierbij zou bijvoor beeld enig toezicht door de gemeentelijke geneeskundige dienst kunnen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 582