588
14 DECEMBER 1960
sitief antwoord geven, maar hij meent dat de daar voorkomende woningen
zijn verantwoord onder Copernicusstraat.
De heer Hulskramer heeft nog gewezen op het niet aansluiten van twee
getallen; het is echter zo dat het ene cijfer absoluut is, het andere is een
prognose. De optelling is wel juist.
De heer Minderhoud heeft gesproken over een nota vóór bejaarden;
spreker merkt op, dat het een nota is voor bejaarden, over bejaarden
maar echt niet van bejaarden. Spreker heeft begrepen dat de heer Min
derhoud toch wel waardering heeft voor de nota.
Tegen enquêtes bestaan praktische bezwaren; de burgerlijke instelling
voor maatschappelijke zorg weet daarvan mee te praten, men beschikt
daar over de nodige ervaring. Men moet op dit punt zeer voorzichtig
te werk gaan; men zou bijvoorbeeld via de organisaties kunnen trachten
gegevens beschikbaar te krijgen.
De pensionprijzen van de bejaardentehuizen kan spreker zo voor de
vuist niet verstrekken; zonodig zullen gedetailleerde inlichtingen worden
verstrekt. Ook op de vraag inzake de zorg voor de gerepatrieerden moet
spreker het antwoord schuldig blijven.
De heer VAN BIJNEN zal nog gaarne het antwoord van de wethouder
vernemen op hetgeen hij in eerste instantie heeft gezegd inzake de coördi
natie. Bij de opvattingen inzake de financiering zal spreker zich als deel
van een kleine minderheid neerleggen. Spreker ziet liever een recht op
financiële hulp dan dat men er bij de dienst van sociale zaken om moet
vragen. Spreker heeft wel begrip voor de moeilijkheden die de uitwerking
van zijn gedachten op dit punt met zich brengen.
De heer VIS heeft nog een drietal opmerkingen:
1. Hij heeft inderdaad niet bedoeld de tehuizen, die door stichtingen
worden geëxploiteerd. De vraag is nu nog hoeveel bejaarden in Breda in
pensions zijn gehuisvest?;
2. Het is blijkbaar zeer moeilijk een verordening vast te stellen voor
de controle op de bejaardenpensions. Spreker heeft met genoegen verno
men dat er een goed contact is met de gemeentelijke instellingen. Hij
hoopt nu maar dat de wet op de bejaardenoorden niet te lang op zien
zal laten wachten;
3. Met betrekking tot de bejaardenwoningen heeft spreker niet bepaald
willen pleiten voor een groot aantal, maar wel willen wijzen op de grote
betekenis daarvan. Weliswaar zijn deze niet zo gemakkelijk te realiseren
als woningwetwoningen, maar tegenover de geringe bezetting staat het
feit dat veelal grotere woningen vrij komen.
De heer HULSKRAMER sluit zich geheel aan bij hetgeen de heer Vis
over de bejaardenwoningen heeft gezegd. Overigens merkt hij op dat er
in het overzicht toch een telfout is gemaakt. Spreker zou voorts toch
wel gaarne vernemen waar de geplande 100 bejaardenwoningen komen.
Wethouder VAN BOXTEL merkt op, dat hetgeen de heer van Bijnen
heeft gezegd hem bijna in de verleiding brengt tot een discussie over
rechten in de sociale sector. Hier is echter geen sprake van een sociaal,
doch van een moreel recht.
Met betrekking tot de particuliere pensions deelt spreker mede dat in
het algemeen wel bekend is waar de bejaarden verblijven. Met betrekking
tot de z.g. verordening waarin het toezicht op tehuizen wordt geregeld,
merkt spreker op, dat er zonodig toch altijd wel een rechtsgrond is om