29 DECEMBER 1960
597
van mening, dat men moeilijk aan kan nemen dat dit spontaan ge
daan zal worden. Dit is een menselijk verschijnsel omdat men zich
geroepen acht te blijven doen wat men reeds jaren lang heeft
gedaan.
Een concreet voorbeeld noemt spreker het bijzonder jeugdwerk.
Spreker is van mening, dat het mannelijk jeugdwerk beter en effi
ciënter kan worden toevertrouwd aan het bijzonder jeugdwerk en
onttrokken moet worden aan de werkzaamheid van het wijkwerk.
De heer Quadekker heeft naar sprekers mening een waarschu
wend geluid laten horen, omdat hij beducht is voor de dadendrang
van een bepaalde wethouder. Hij wil echter dit raadslid gerust
stellen met de mededeling, dat hij niet op de stoel van het particu
lier initiatief wil gaan zitten, een stoel waarop hij zich nauwelijks
thuis voelt. Men mag echter niet voorbij zien, dat zowel de plaatse
lijke als de landelijke overheid veel geld aan dit werk spendeert, om
daardoor het maatschappelijk werk mogelijk te maken. Hiermede
neemt de overheid ook een gedeelte van de verantwoordelijkheid op
zich. De gemeente moet naar sprekers mening tevens nauwlettend
toezien, dat het werk niet uitgroeit ver boven de butgettaire moge
lijkheden van de gemeente. Aan de heer Nieuwlaat deelt hij mede,
dat primair contact zal plaats vinden bij overschrijding van begro
tingsposten.
De door de heer Kamphuys genoemde huur van 15.000,per
jaar is niet voor een klein wijkhuisje, doch voor het grote nieuwe
wijkhuis voor het geheel Westeinde. Van de zijde van burgemeester
en wethouders wordt gesteld, dat zij zich verre zullen houden van
irreële verfijning van het maatschappelijk werk. Vooralsnog staan
burgemeester en wethouders op het standpunt, dat er geen onder
scheid is tussen verschillende vormen van wijkwerk.
De stelling die door mevrouw Van Mierlo is geponeerd lijkt in zijn
algemeenheid juist. Hij wil echter opmerken^ dat wat individueel
geldt, niet massaal geldt. De verschillende vormen van wijkwerk
hebben allemaal de neiging uit te zetten.
De heer Kroon meent, dat de particuliere bijdragen in de kosten
van het wijkwerk zouden moeten worden verhoogd. Hij is echter de
mening toegedaan, dat men met twee benen op de grond moet blij
ven staan, omdat de particuliere markt op dit gebied reeds over
belast is.
Met de stelling van de heer Van den Eeden is spreker het vol-
komèn eens. Inderdaad zou het wijkwerk zich op de duur overbodig
moeten maken, doch hij noemt de heer Van den Eeden een voldoende
realist om te weten, dat dit punt nooit bereikt zal worden. De be
langrijkheid van het werk wordt bepaald door de omvangrijkheid
van het werk en de plaats hebbende activiteiten.
De heer QUADEKKER noemt het antwoord van wethouder Van
Boxtel zeer duidelijk. Van een irreële verfijning van het wijkwerk
is hij ook een tegenstander en hij is het overigens met de wethouder
volkomen eens.
Mevrouw VAN MIERLO is van mening, dat het maatschappelijk
werk nooit massaal is, doch altijd op het individu is ingesteld.
Indien men een bepaald gezin op het oog heeft, dan zal men echter
contact opnemen met het wijkwerk.
De heer KAMPHUYS neemt aan, dat het werk wat thans begon
nen is, zal worden voortgezet, opdat het varen in de mist tot het
verleden zal behoren. Spreker vraagt van wie het wijkhuis voor
15.000,per jaar wordt gehuurd.