17 FEBRUARI 1960 65 plaatselijke pers dat thans gedacht wordt aan een oppervlakte van de hal van 26 x 42 meter. Spreker vraagt of hiermede de totale oppervlakte van het gebouw bedoeld wordt of de speeloppervlakte. Voor zijn gevoel ware het beter geweest als de mededeling van burgemeester en wet houders in deze richting was gegaan. Vervolgens vraagt hij zich af waarom burgemeester en wethouders zijn afgeweken van het advies neer gelegd in het rapport van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Bovendien komt het spreker voor dat het beter ware geweest na het gereed komen van het ontwerp een passende plaats te zoeken in de gemeente voor de sporthal. Hij geeft burgemeester en wethouders in overweging de raad via de afdeling voor openbare werken een nadere motivering hiervan te geven. Tenslotte, zegt spreker, heeft hij in de mededeling van burgemeester en wethouders gelezen dat uit de overgelegde tekening blijkt, dat de op het Chasséeterrein geprojecteerde schoolsportvelden behouden kunnen blijven. Hij vraagt of dit ook zo blijft indien een onderkomen moet worden gevonden voor de hobbyisten. Het krediet voor de aanleg van de schoolsportvelden is door de raad verstrekt en in november 1959 zouden reeds de werkzaamheden aan deze velden zijn begonnen. Tot op heden is er echter nog niets aan gebeurd. Gaarne zou spreker hierover nog nader worden geïnformeerd. De heer HULSKRAMER deelt mede dat zijn vragen over deze kwestie ongeveer van gelijke strekking zijn als van de heer Vis. Gaarne zou hij nog vernemen welke afmetingen deze sporthal krijgt, welke sporten men er in kan beoefenen, hoe groot het aantal bezoekers kan zijn en welke wedstrijden burgemeester en wethouders denken in de sporthal te kunnen laten spelen. De heer VAN DUIJL heeft met genoegen gelezen dat de sporthal op het Chasséeterrein zal komen. Hij vindt deze plaats veel meer centraal gelegen dan de oorspronkelijke plaats in het Brabantpark. Hij is hierover zeer verheugd. Evenzeer is spreker verheugd dat voor het voorlopig ontwerp aan een Bredaas architect opdracht is gegeven. Hij verwacht van burgemeester en wethouders dat zij te zijner tijd de raad zal inlichtei hoe de sporthal eruit zal zien en zal dan gaarne zijn mening erover zeggen Wethouder BASTIAANSEN zegt dat er inderdaad in de raadsver gadering van 11 maart 1959 een voorbereidingskrediet voor de bouw van een sporthal is toegestaan. Bij de behandeling van dit voorstel is toen de mededeling gedaan, dat de hal zou komen in het Brabantpark. Nu de hal op een andere plaats in de gemeente is geprojecteerd dan aan de raad was medegedeeld, wilden burgemeester en wethouders dit de raad mededelen. In verband met de gestelde vragen wil spreker, ofschoon de mededeling van burgemeester en wethouders uitsluitend de andere plaats en de naam van de architect inhoudt, toch wel enige toelichting geven. Bovendien komt het hem beter voor dit te doen in een raadsvergadering dan in een vergadering van de afdeling voor openbare werken. Indien de heer Vis zegt dat in het rapport van de studiecommissie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarover in de afdeling voor openbare werken is gesproken, een veldspiegel van 54 x 36 meter geadviseerd wordt, dan wil spreker opmerken dat in dit rapport verschillende veld- spiegels van groot tot klein zijn besproken. Een van de mogelijkheden waarover dit rapport spreekt is een veldspiegel van 26 x 42 meter. Dat burgemeester er. wethouders aan deze afmetingen denken vindt zijn oorzaak in het feit dat zij van oordeel zijn dat een dergelijke sporthal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 65