74
17 FEBRUARI 1960
dezerzijds het douceurtje van de terugwerkende kracht gaarne aan de
ambtenaren wordt gegund.
De heer VERMEULEN heeft tijdens het betoog van wethouder Van
Boxtel niet kunnen nalaten te glimlachen. De wethouder heeft gezegd
dat thans het systeem van vrije loonvorming wordt gevolgd. In dit
systeem moet de gemeenteraad van Breda, als werkgever gaan bepalen
met welk bedrag de lonen en salarissen moeten worden verhoogd. Dan
is het ook niet juist dat het plaatselijk georganiseerd overleg daarover
niet kan beslissen, doch dat dit het landelijk overleg doet. De regering
in Den Haag heeft thans bepaald dat de salarisverhoging per 1 januari
j.l. ingaat.
Spreker moet nu iemand in de discussie betrekken, die vroeger in de
gemeenteraad zitting had en thans in Den Haag de scepter zwaait op
het ministerie van binnenlandse zaken. Dit oud-raadslid was een groot
voorstander van de autonomie van de gemeenten.
Het verwondert hem dat de wethouder, die destijds lid van de
gemeenteraad was, thans plotsklaps van oordeel is dat de raad zich
maar moet conformeren aan het besluit van de landelijke regering.
Van spreker's fractiegenoot is het niet de bedoeling dat de raad thans
besluit de salarisverhoging te doen ingaan op 1 augustus 1959 in plaats
van op 1 januari 1960. Men kan dan verwachten dat dit raadsbesluit
direct zal worden vernietigd. Het is de bedoeling het besluit van burge
meester en wethouders te handhaven en burgemeester en wethouders te
verzoeken aan de minister van binnenlandse zaken kennis te geven dat
de gemeenteraad van Breda van oordeel is dat de salarisverhoging dient
in te gaan op 1 augustus 1959.
De heer RATTINK heeft aan de woorden van de heer Vermeulen
niets meer toe te voegen. Spreker heeft niet voorgesteld de salarisver
hoging op. 1 augustus 1959 te laten ingaan, doch alleen de wenselijkheid
daarvan bepleit. Indien de gemeenteraad zich hiermede kan verenigen,
dan kunnen burgemeester en wethouders hiervan kennis geven aan de
minister van binnenlandse zaken.
Hij is niet voornemens de ambtenaren en werklieden blij te maken met
een dode mus.
Tot deze gedachte is spreker gekomen bij de lezing van een artikel
in de Nieuwe Rotterdamse Courant van 9 februari 1960, waarin vermeld
staat: „De regeringsdelegatie is, zo wordt ons medegedeeld, tot haar
bovengenoemde beslissing gekomen omdat zij het niet verantwoord achtte
het overheidspersoneel nog langer in onzekerheid te laten. Voorts zouden
de activiteiten die een aantal gemeentebesturen wat dit betreft aan de
dag hebben gelegd, niet zonder invloed op de beslissing zijn geweest."
Dit noemt hij erg belangrijk. De gemeente Breda mag ook wel mee
tellen bij de beslissing die thans genomen is.
Blijkens de laatste berichten is onder het overleg een streep gezet en
de minister heeft medegedeeld het zo en zo te doen. Bij deze gang van
zaken noemt spreker het gewenst dat aan de minister van binnenlandse
zaken ter kennis wordt gebracht dat de raad van de gemeente Breda
van oordeel is dat de ingangsdatum van de salarisverhoging dient te
worden bepaald op 1 augustus 1959.
De heer ZIJTREGTOP merkt op dat in de discussie enige verwarring
is ontstaan. Er is geen vrije loonvorming in Nederland, doch slechts een
vrije loonvorming per bedrijfstak. Het voorstel van de heer Rattink door
kruist de landelijke politiek. Spreker is van mening dat de gemeente
Breda dit niet mag doen.