17 FEBRUARI 1960 75 De heer VIS zegt dat er inderdaad begripsverwarring zou zijn als bij het slotvoorstel in het georganiseerd overleg de vakorganisaties het eens waren geweest. Dan zou spreker het met de heer Zijtregtop eens zijn. De heer VAN HOUTEN kan zich volkomen verenigen met de woorden van wethouder Van Boxtel. Het bepleiten de salarisverhoging op 1 augustus 1959 te doen ingaan noemt spreker een spelletje voor de tribune. Hij is van mening dat de gemeente Breda de regeringspolitiek niet mag door breken. De heer RATTINK laat een scherp protest horen over de uitlating van de heer Van Houten, waarbij deze spreker beticht en spelletje voor de tribune te spelen. Ook de voorzitter van de K.V.P.-fractie kon zich met zijn voorstel verenigen. Hij noemt het gezegde van de heer Van Houten een infame aantijging. De heer VAN BIJNEN zegt dat volgens zijn mening de datum van ingang van de salarisverhoging nog niet vaststaat. Hij stelt voor bij de minister van binnenlandse zaken erop aan te dringen de ingangsdatum te stellen op 1 augustus 1959. Wethouder VAN BOXTEL wil naar aanleiding van de in tweede instantie gevoerde discussies de verschillende sprekers er wel op atten deren, dat er momenteel sprake is van een systeem van vrijere loon vorming, niet van absoluut vrije loonvorming. Het spel van deze vrijere loonvorming is gebonden aan een aantal straffe spelregels, welke nood zakelijk gesteld en nageleefd moeten worden vanwege de zware reper cussies die de loonverbeteringen uitoefenen op de algemene economische situatie van Nederland. Juist bij de hantering van deze loonvormings methodiek worden hoge eisen gesteld aan het verantwoordelijkheids gevoel der onderhandelende partners. Deze partners zijn in het onderhavige geval: de regering enerzijds en de bonafide ambtenaren-organisaties ander zijds. Een derde partner kan zichzelf hier niet tussen plaatsen. De koppeling van de ambtenarensalarissen aan een bepaalde bedrijfstak in het vrije bedrijf is een historisch gegeven. Waar nu op dit moment van het totale vrije bedrijfsleven de uitkomsten m.b.t. de loonverbetering nog niet voor 50% bekend is, is het begrijpelijk dat de regering een voorbehoud maakt m.b.t. het definitieve percentage van de verhoging en zich daarop straks nader wil beraden. Spreker blijft van mening, dat het met het oog op de in acht te nemen spelregels, niet juist is dat de raad in dit stadium uitspraken gaat formuleren en die ter kennis brengt van de regering, en ontraadt nogmaals overneming van de suggestie Rattink. De VOORZITTER vraagt de heer Rattink of hij zijn voorstel in stemming wenst te brengen. De heer RATTINK bevestigt dit. Nadat gebleken is dat het voorstel van de heer Rattink voldoende wordt gesteund, brengt de VOORZITTER dit voorstel in stemming. De heer KROON wil nog gaarne zijn stem motiveren en deelt mede dat hij tegen het voorstel van de heer Rattink zal stemmen. Hij kan zich verenigen met het standpunt ingenomen door wethouder Van Boxtel. Spreker wenst gaarne 5% salarisverhoging aan het personeel met terug werkende kracht te verlenen, doch acht het noodzakelijk dat hierbij het plaatselijk georganiseerd overleg wordt ingeschakeld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 75