16 MAART 1960 93 Het besluit tot intrekking wederopbouwplan 1947 werd afgekeurd. Hij wees erop, dat dit wederopbouwplan alleen kon worden herzien. Eventuele herhaling van de procedure, zoals de raad op 13-2-1957 had gevolgd, zou alleen tot gevolg hebben, dat er een vacuum zou ontstaan in de Markendaalseweg en omgeving, zodat er geen plan en geen voor gevelrooilijnen zouden zijn. Mij is van deskundige zijde medegedeeld, dat dan de voorgevelrooilijn zou worden bepaald door de bestaande bebouwing. Hoe het nu mogelijk is, dat na ontvangst van dit duidelijke schrijven van Zijne Excellentie de minister van volkshuisvesting en bouwnijverheid van 10-10-1957 op 4-12-1957 (dus 2 maanden later) toch een preadvies aan de raad werd voorgelegd een trafo-huisje te bouwen dat 8 meter vooruitsteekt op de oude rooilijn, terwijl de nieuwe voorgevelrooilijn niet is goedgekeurd, is mij een volslagen raadsel. Wellicht kan de tegenwoordige voorzitter van de raad, die hieraan part noch deel heeft, hierover de raad en de burgers nader inlichten. Hier n.l. ligt de grondslag voor de fout van de bouw van het trafo huisje. Al had men dan een behoorlijke reden de diepte van meergenoemd perceel te vergroten, de afzet van deze verandering van het aanzicht van de straat bad dan een andere, meer bevredigende kunnen zijn. Opmerkelijk is ook dat dit trafo-huisje gebouwd wordt in samenwerking met hr. Vermijs, omdat deze toch voor zichzelf een 10 kV-trafo-huisje nodig had. Dit trafo-huisje is nu voor de helft eigendom van hr. Vermijs en voor de andere helft van de gemeente, ondanks het feit, dat van de 82.000,. voor de bouw van dit trafo-huisje (exclusief kabelaanleg) slechts 11.350,door hr. Vermijs is betaald. Al met al zijn burgemeester en wethouders hr. Vermijs wel heel erg terwille geweest om te voorkomen dat hij zijn drukkerij van Breda naar Oosterhout zou verplaatsen. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd, dat hr. Vermijs zelf gaarne in Breda wou blijven en alleen met lode benen naar Oosterhout zou zijn gegaan. Achteraf lijken mij deze offers zonder noodzaak te zijn gedaan. Na deze uitvoerige motivering lijkt het mij nuttig in het kort te con cluderen waarom ik me, met spijt in het hart, toch voor uw voorstel moet verklaren. Het trafo-huisje staat er nu en wel 8 meter voor de oude voorgevel rooilijn. Ik had me, gegeven de situatie waarin we nu eenmaal verkeren, een mooiere afzet voor de gewijzigde bebouwing van de Mr. Dr. Frederiks- straat voorgesteld. Het liefst zou ik het laten afbreken en als het nut had zou ik daartoe ook willen besluiten, ondanks de hoge nutteloze kosten. Ik kan daartoe echter niet besluiten omdat zonder deze 8 meter voor de oude voorgevelrooilijn het achtergelegen gedeelte niet diep genoeg is voor bebouwing en dit zo zou blijven ten eeuwigen dage als deze voorgevelrooilijn niet zou worden gewijzigd. Ik ben me terdege bewust, mijnheer de voorzitter, dat wij er zelfs niet zijn met deze voorgevelrooilijnwijziging, in casu, dus wijziging van het wederopbouwplan 1947, doch ik heb vertrouwen in uw wijs beleid om te voldoen aan de eisen welke in de vergadering van burgemeester en wethouders, het seniorenconvent en de afdeling voor openbare werken, op 11-2-1960 zijn gesteld. U zult alles in het werk moeten stellen om de situatie, zoals ze voor ons ligt, zo goed mogelijk uit te werken in het belang van de bewoners van de Mr. Dr. Frederiksstraat, die hebben gebouwd in de gerechtvaardigde verwachting dat hun straat een belangrijke, mooie straat zou zijn, zonder daarbij het algemeen belang uit het oog te verliezen. Ik wil u wel zeggen, dat ik niet voor uw preadvies stem, omdat ik er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 93