19 APRIL 1961
113
de te zakelijke inslag van de verordening, dan valt deze klacht terug
op de raad, die destijds zelf een verordening op de baatbelasting
heeft vastgesteld. Hier is inderdaad sprake van een zakelijke ver
ordening, zoals dit bij alle zakelijke belastingen gebruikelijk is.
Dit heeft niets met menselijke opvattingen te maken. Of in meer
gemeenten bepalingen voorkomen als die, welke in Haren geldt,
weet spreker niet. In ieder geval kan men niet alle gemeenten op
een lijn stellen. Spreker kent de gemeente Haren toevallig en hij weet,
dat deze plaats een geheel andere structuur heeft dan Breda. Het is een
„vluchtoord" uit de grote stad Groningen. Er liggen veelal ruime ter
reinen rond de huizen en er zijn veel wegen, die een gedeeltelijke ver
harding hebben. Dikwijls is er sprake van slechts een verbinding tussen
twee wegen. Als een te lage belasting wordt geheven, ontstaat het ge
vaar van afremmen van een harmonische bebouwing. De gemeente ziet
gaarne een bebouwing, waardoor de straat één geheel vormt. Als er
gemeenten zijn, waar dit niet geldt, zullen er wel speciale redenen zijn.
In Breda zou men op deze wijze het paard achter de wagen spannen.
Spreker wijst op de Zandberglaan, waar men destijds geruime tijd bouw
grond onbebouwd heeft gelaten.
De heer QUADEKKER heeft er slechts op willen wijzen, dat het
voorstel zo sterk benadrukt, hoe goedkoop en hoe billijk deze belasting
wel is. De heer Nieuwlaat heeft gewezen op de reductieregeling in
Haren. Spreker vraagt zich af, of dit Haren in Groningen of Brabant
is gelegen. De heer Nieuwlaat heeft dit er namelijk niet bijgezegd. De
heer Van Houten heeft op de mogelijkheid van volledige heffing ge
wezen, maar dan eerst op het tijdstip van verandering van de bestem
ming. Deze vraag is door de wethouder niet beantwoord.
De heer VAN HOUTEN begrijpt het argument van de wethouder met
betrekking tot het bouwen langs de nieuwe straat niet. Er is toch geen
bouwplicht?
De heer NIEUWLAAT acht de belasting voor betrokkenen oneven
redig hoog en hij verzoekt deze zaak opnieuw te bezien.
De heer VAN CAULIL heeft opgemerkt, dat de wethouder op het
landelijk karakter van de gemeente Haren heeft gewezen. Betekent dit,
dat in Breda voor het landelijk gebied ook andere normen ten aanzien
van de baatbelasting gelden?
Wethouder MEIJS zegt, dat de heer Nieuwlaat heeft gesproken over
Haren als zelfstandige gemeente. Dat kan dan alleen de Groningse plaats
zijn.
Er is hier een door de raad vastgestelde verordening en de raad heeft
niet de bedoeling gehad iets verkeerds te doen. Vroeger was het zo, dat
van bouwland geen belasting werd geheven, maar er is ingezien, dat de
kosten van wegaanleg via heffingen bestreden moeten worden. Deze
belastingen zijn niet onevenredig hoog. Voor het landelijk gebied geldt
dezelfde verordening.
De heer VAN HOUTEN stelt voor de verordening te wijzigen in die
zin, dat de belasting eerst geheven wordt, wanneer men in feite van de
baat gebruik maakt.
De VOORZITTER wijst er op, dat de bestaande verordening een
dergelijke bepaling niet kent. Men moet deze zaak zien in het licht van
de geldende verordening. De voorgestelde controverse tussen wat men
selijk en zakelijk is in dit verband slaat nergens op. „Zakelijk" betekent