128 19 APRIL 1961 De heer QUADEKKER merkt op, dat de wethouder het logisch vond, dat de nu verschuldigde premie werd vergeleken met die, welke geldt na verzekering bij Brand-Risico. Spreker vraagt zich af, of het niet logischer is de premie van de ene assuradeur met die van de andere te vergelijken. De heer VAN WERKHOOVEN wil terugkomen op de kwalificatie „prutsmaatschappijtje". Hij heeft dit niet in denigrerende zin bedoeld. Spreker is overigens blij, dat de wethouder de betrekkelijke omvang van deze vereniging heeft onderschreven. Het is geen echte brandver zekeringsmaatschappij, maar een nevenmaatschappij van Centraal Beheer. Dit lichaam breidt zich hoe langer hoe meer uit en trekt steeds maar taken naar zich toe. Wethouder MEIJS gaat allereerst in op de opmerkingen van de heer Kramers. Het is inderdaad zo, dat bij reservering naar de thans bekende premies het resultaat onvoldoende is voor een goede risicodekking. Wat betreft het verschil in premie tussen de een en de ander merkt spreker op, dat 1000,per jaar, omdat dit dus regelmatig terugkomt, wel degelijk van betekenis is. De veronderstelling van de heer Zijtregtop, dat de balans wijst op een trage schadeafwikkeling, moet spreker onjuist noemen. Tegenover een schuld wegens nog niet afgewikkelde schade staat een vordering op de balans wegens herverzekeringen. Deze is zelfs groter, zodat eerder het tegendeel van hetgeen de heer Zijtregtop aanneemt het geval blijkt te zijn. Het is dan ook zo, dat zowel Brand-Risico als Wet-Risico bekend zijn om snelle afhandeling van schaden. De bezwaren van de heer Van Caulil begrijpt spreker niet. Zeker niet een voorstelling van zaken als zou 200°/o naheffing geheven kunnen worden. Na alle toelichting die op dit punt is gegeven, is deze veronder stelling toch wel erg vreemd. Er wordt inderdaad voor de toekomst ver zekerd, maar daarbij wordt rekening gehouden met het verleden. Spre ker meent, dat de gemeente gerust met Brand-Risico in zee kan gaan. Dit is geen verplichting, maar het voorstel is alleen ingegeven door de zeer gunstige condities, die zijn aangeboden. Spreker begrijpt tenslotte niet goed, waarom zoveel weerstand wordt aangevoerd tegen een onderlinge verzekering, terwijl er toch in het verleden al meerdere onderlinge verzekeringen zijn afgesloten. De heer QUADEKKER verlangt stemming over het voorstel. Uit de gehouden stemming blijkt, dat 20 leden vóór en 13 tegen het voorstel van burgemeester en wethouders hebben gestemd. Vóór stemden de leden: Mevrouw DE BONTE-DE MUNNIK en de heren MENDES, BROEDERS, MEIJS, MINDERHOUD, NIEUWLAAT, CAMPHENS, KROON. VIS, VAN TOLEDO, VAN BOXTEL, DRION, VAN DER ZWAN, RATTINK, LOUS, Mr. BASTIAENSEN, BIEMANS, VERMEULEN, STOKKERMANS en VAN DEN EEDEN. Tegen stemden: Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS en de heren VAN BIJNEN, VAN DE NOORT, ZIJTREGTOP, HILTE, VERSCHU REN, VAN HOUTEN, VAN CAULIL, KRAMERS, VAN WERKHOO VEN, HULSKRAMER, VAN GISBERGEN en QUADEKKER. 35. Zekerheid hypotheek. De heer RATTINK merkt op, dat in het voorstel wordt gesproken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 128