19 APRIL 1961
135
bouwers in Princenhage zijn, die naar Langeweg willen vertrekken. Als
dit te realiseren is komt er weer grond beschikbaar voor tuinders, die
binnen Breda verplaatst moeten worden. Spreker zou willen zeggen:
Laat de mensen op eigen grond werken.
De heer VAN GISBERGEN heeft noch van de wethouder, noch van
de heer Biemans het advies van de rijkstuinbouwconsulent gehoord.
De heer BROEDERS acht het wel erg moeilijk als leek een stand
punt in te nemen. De wethouder acht het uit een oogpunt van sociaal
beleid en op financiële overwegingen belangrijk, dat de gemeente be
schikt over een tuinbouwgebied ten behoeve van te verplaatsen tuinders.
Van de wethouder heeft spreker vernomen, dat er wel tuinders zijn, die
hun bedrijf naar bedoeld complex willen overbrengen. De heer Biemans
zegt, dat er wel enkelen zijn, maar de aangekochte grond biedt voor
hen geen oplossing.
Als de wethouder gelijk heeft wil spreker hem gaarne volgen. Als de
heer Biemans gelijk heeft is het de moeite waard de zaak nader te bezien.
De heer Biemans beroept zich hierbij op de mening van de consulenten.
Als op dit punt geen klaarheid bestaat zal spreker moeilijk met het
voorstel van burgemeester en wethouders mee kunnen gaan.
Wethouder VERMEULEN heeft in tweede instantie weinig nieuwe
argumenten van de heer Biemans gehoord. De heer Biemans verwacht,
dat er in Breda weinig tuinders zijn, die in Zevenbergen succes zullen
hebben. Het blijft een bewering. Er blijken nu al twee personen te zijn,
die willen vertrekken. Uiteraard zal de gemeente deze mensen bij hun
overgangsmoeilijkheden helpen.
De factor 10 geldt voor inkomensschade. Het is niet de bedoeling dit
gehele bedrag te verdienen. Maar bij een gedeeltelijke compensatie, in
dien bijvoorbeeld de factor 4 wordt toegepast, heeft men vijf jaar tijd
om orde op zaken te stellen.
De oplossing, die de heer Van Caulil voorstelt, gaat verder dan spreker
wenselijk acht. Bij de onderhandelingen met Van de Burg is de ge
meente uitgegaan van de redelijke veronderstelling en de verwachting,
dat andere tuinders zich in zijn omgeving zouden vestigen. Het zou geen
behoorlijke handelwijze zijn als de gemeente nu zou zeggen: U bent be
dankt we gaan er nu landbouwbedrijven vestigen. In het zakelijke
spel van de gemeente zou dit kwade trouw zijn. Daarnaast verruimen we
onze mogelijkheden met niets. Dit is slechts ruil van grond tegen grond.
Het is ook niet juist de grond uit handen te geven. Deze past in het
tuinbouwgebied van Noord West-Brabant. De gemeente Zevenbergen
stelt zeer prijs op deze ontwikkeling, want ze biedt enig soulaas voor
de werkgelegenheid. Van deskundige zijde is spreker verzekerd, dat dit
tuinbouwgebied tot ontwikkeling komt.
Zou de raad besluiten het gevraagde krediet niet beschikbaar te stel
len, dan zou dit het best aan Van de Burgt verkocht kunnen worden.
Dat zal betrokkene best willen. Maar spreker meent, dat het beter is
de zaak in eigen hand te houden. Overigens ging de raad een jaar ge
leden met de plannen van burgemeester en wethouders akkoord. Afwij
zing zou toch geen behoorlijke gang van zaken betekenen.
De heer Biemans beweert, dat Van de Burg het beste deel van de
grond heeft genomen. Dit is niet helemaal waar. Ook bij Van de Burg
is er grond met een afslibbaarheid van 40% en meer.
De tuinbouwconsulent verklaart, dat de grond geschikt is. Spreker
meent, dat nu niet meer alle mogelijke deskundigen in de zaak moeten
worden betrokken. Het is natuurlijk zo, dat niet iedere tuinder uit Breda
voor deze grond geschikt is. Voor de tuinbouwindustrie is dit gebied wel