14
11 JANUARI 1961
alleen dat aan de tentoonstellingen, maar ook aan de Beyerdavonden,
met name in de eerste helft van het nieuwe seizoen.
Het gebruik van de zalen bleef nagenoeg constant, omdat de optimale
capaciteit wel ongeveer bereikt is. Een onderwerp van bestudering is de
verhouding tussen de activiteiten op het gebied van de beeldende kunsten
en die op het terrein van de overige kunsten. De voorlopige indruk is, dat
in het verleden de aard en de accommodatie van het gebouw wel eens een
te sterk accent op de beeldende kunsten hebben noodzakelijk gemaakt.
Waar de gedachte aan een het totaal der kunsten overspannend cultureel
centrum steeds meer op de voorgrond komt te staan, moet worden gezocht
naar een zo gaaf mogelijke verhouding der manifestaties onderling.
Ik geef U de verzekering dat burgemeester en wethouders in het komend
jaar de hand aan de pols van het leven zullen houden en niet zullen
aarzelen daar waar dat leven bedreigd wordt of teloor is gegaan de injec
tienaald c.q. het mes te hanteren. Wij weten ons hierbij geruggesteund
door het vertrouwen van Uw raad en de deskundigheid van het ambte
narenkorps, dat wij voor zijn toewijding en ijver ook vanaf deze plaats
gaarne dank zeggen.
Hierna zegt de heer MINDERHOUD:
Mijnheer de Voorzitter.
De gemeenteraad van Breda dankt U voor de wensen, die zij van U
mocht ontvangen voor het jaar 1961. Wederkerig wensen wij U en Uw
familie een voorspoedig en gelukkig jaar toe.
De wethouders en de gemeentesecretaris met hun gezinnen willen wij
in deze gelukwensen betrekken, alsmede alle gemeenteambtenaren. Bij de
jaarwisseling ziet men terug op hetgeen achter ligt in het voorbijgegane
jaar en vooruit op hetgeen het begonnen jaar brengen zal.
Het eerste is mogelijk, het tweede niet altijd, al beramen wij ook plan
nen voor de toekomst.
Dat is natuurlijk juist, want een gemeentebestuur regeert en dat wil
dus zeggen „ziet v o o r u i t".
Als ik nu een terugblik mag werpen op het jaar 1960, denken we direkt
aan een onzer, die ons door de dood ontviel, n.l. wethouder Jongbloed.
Door alle fractievoorzitters is bij de laatste begrotingsbehandeling aan
dacht gewijd aan zijn heengaan, hetgeen voor de fractievoorzitter van de
P.v.d.A. aanleiding is geweest om hierover zijn dankbaarheid uit te spreken.
Ik wil thans nogmaals benadrukken, dat wij dit verlies voor de raad
ten zeerste betreuren.
Zijn opvolger de heer Vermeulen - heeft getoond zich reeds in de
zaken, zijn portefeuille betreffende, te hebben ingewerkt en de verwach
ting is dan ook, dat hij, op dezelfde voet doorgaande, nog veel zal kun
nen doen voor de vooruitgang der gemeente.
In de eerste vergadering van het vorig jaar hebben wij de hoop uit
gesproken, dat de directeur van het abattoir, de heer Van Diessen spoe
dig van zijn ernstige ziekte zou herstellen. Deze wens is helaas niet
in vervulling gegaan en ook hij is het rijk der doden ingegaan. Ook
deze stoere figuur zullen wij blijven gedenken.
In 1960 heeft niet zulk een uittocht van gemeenteraadsleden naar elders
plaats gehad als in 1959. Integendeel, er is niemand weggegaan en zelfs
heb ik vlak voor Kerstdag even gedacht: „komen er soms een paar
terug?" Ook dit is niet geschied, al is er in de landspolitiek wel iets
gaande geweest, dat die gedachte kon rechtvaardigen. Het is echter hier
niet de plaats om daarover te spreken.
Wel wil ik nog even wijzen op enkele prettige gebeurtenissen, die in
de raad hebben plaats gehad, nl. in september de huldiging van wet
houder Meijs vanwege zijn 25-jarig raadslidmaatschap en de heer De Jong