162 14 JUNI 1961 jubilaris, dat moeilijk in woorden is weer te geven. Meer nog, dan te voren, doet het een drager van de Oranje Nassau Orde van de bronzen ere medaille tot het groot officiers kruis toe iets, wanneer de nationale vlag in top wordt gehesen of ons volkslied wordt ge speeld. En nu bedoel ik uiteraard niet,het vastmaken van een rood-wit blauwe lap stof aan een stok, die van splinternieuw tot vod boven een patates-friteskraam of een viswinkel hangt, soms dag en nacht tot schande van de persoon, die ze uithangt. En ik bedoel ook nog niet eens onze nationale vlag, die bij feestelijke gelegenheden wordt uit gestoken en zoals onlangs nog tussen 30 april en 1 mei van zons ondergang tot zonsopgang - buiten blijft hangen. Wel echter als bij officiële gelegenheden de nationale driekleur in een vlaggemast in top wordt gehesen en het Wilhelmus wordt ge speeld. Dan roert er iets in het binnenste van de drager van de Oranje Nassau Orde en hij denkt aan de schenkster van dit eremetaal, onze Geliefde Koningin. Zo willen wij U voortaan ook graag zien en we twijfelen daar aan niet als drager van een Hoge Koninklijke Onderscheiding en we hopen, dat zij nog tal van jaren Uw borst met ere mag sieren. Wethouder MEIJS antwoord hierop mede naar aanleiding van de opmerking van de heer Minderhoud, dat deze gelukwensen hem meer hebben verrast dan de verlening van de koninklijke onderscheiding zelf. Wanneer hij dit zegt, mag men hieruit niet opmaken, dat zijn vrouw het geheim niet zou hebben kunnen bewaren. Op verzoek van de burge meester heeft zij het geheim moeten bewaren van woensdag tot vrijdag avond. Deze opdracht heeft zij stipt nagekomen. Was het dan geen verrassing meer toen het college van burgemeester en wethouders met de secretaris verscheen, voor spreker was het echter nog wel een ver rassing welke soort onderscheiding zou worden verleend. Juist door toekenning van deze hoge onderscheiding heeft hij zo mo gelijk nog meer respect voor het koninklijk huis gekregen. Hij zegt zo mogelijk nog meer omdat dit al groot was. De nestor van de raad heeft opgemerkt, dat het hoog tijd werd dat hem een onderscheiding werd verleend welk geluid hij meer had gehoord van andere zijde en waarop hij heeft geantwoord wel te weten dat hij al oud was maar niet dat hij er blijkbaar al zo oud uitzag. Spreker erkent nogmaals verheugd te zijn met deze onderscheiding. Op 30 april heeft hij reeds tegen de burgemeester gezegd, dat als hem geen onderscheiding was verleend hij dat niet erg gevonden zou hebben. Hij vindt het altijd nog prettiger een onderscheiding aan een ander te kunnen uitreiken dan er zelf een te ontvangen. Gedachtig het spreek woord: Het is beter te geven dan te nemen. Hij hoopt deze onderschei ding met ere te dragen en dankt de sprekers voor de gelukwensen en vriendelijke woorden tot hem gericht. Hij hoopt dat de geuite wensen in vervulling mogen gaan. Hierna wordt overgegaan tot behandeling van de agenda. Notulen. De heer VIS verzoekt in de notulen van 19 april 1961 op bladzijde 115, 2e regel van boven de zin: „Landelijk blijkt van leniging van de woningnood nog weinig terecht gekomen" te wijzigen in: „Landelijk is van efficiënte woningbouw nog weinig terecht gekomen". Wethouder VERMEULEN deelt naar aanleiding van de opmerking van de heer Drion in de raadsvergadering van 17 mei 1961 (bladzijde 146 agendapunt no. 9) mede, dat de drainage-werkzaamheden in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 162