12 TULI 1961
199
Wethouder VERMEULEN antwoordt, dat kredietoverschrijding in
derdaad altijd verkeerd is. Van de andere kant moet men trachten he-
grip te hebben voor de moeilijkheden welke een enkele maal krediet
overschrijdingen nodig maken. Het is beter zo, dan dat veel te hoge
kredieten worden aangevraagd. Persoonlijk is spreker voor zo krap mo
gelijke begrotingen. Is er dan een aanvullend krediet nodig, dan dient
dit vooraf aan de raad te worden gevraagd.
Hierna besluit de raad overeenkomstig het voorstel.
24. Verlening zakelijk recht.
25. Zekerheid hypothecaire lening.
26. Eerste hypothecaire lening.
27. Begrotingswijzigingen.
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
De heer VIS wil in het algemeen de vraag stellen, wanneer burge
meester en wethouders het nodig achten een voorstel aan de raad te
doen en wanneer een krediet gevraagd wordt bij eenvoudige begrotings
wijziging. Thans wordt b.v. een aanvulling van f 13.544,gevraagd van
het krediet voor het nieuwe politiebureau. Dit had toch beter bij een
normaal voorstel kunnen gebeuren.
De heer VAN RIJNEN zegt, dat hij het met de heer Vis eens is.
Wethouder MEITS antwoordt, dat het verschil ligt in een feeling van
burgemeester en wethouders. Hij is echter van mening, dat genoemd
bedrag uit gaat boven die feeling. Dat het krediet gevraagd wordt bij
eenvoudige begrotingswijziging is het gevolg van vacantie op de des
betreffende afdeling der secretarie.
Hierna besluit de raad overeenkomstig dit voorstel.
28. Nieuwe dienstgebouwen gas-, water- en elektriciteitsbedrijf.
De heer VAN RIJNEN zegt, dat hij bij de behandeling van het voor
stel inzake de congreshal de voorbereiding van het voorstel erg goed
genoemd heeft. Bij het onderhavige voorstel heeft de raad te weinig
gelegenheid gehad zich een juist oordeel te vormen. Hij stelt daarom
voor dit voorstel een maand aan te houden en inmiddels de raad te
doen inlichten in een informele raadsvergadering.
De heer MELZER steunt het voorstel van de heer Van Rijnen.
De heer KROON merkt op, dat dit voorstel is behandeld in een ge
zamenlijke vergadering van de afdelingen voor openbare werken en voor
de Nutsbedrijven. Spreker is door zijn fractiegenoot voldoende ingelicht.
Hij heeft er geen behoefte aan het voorstel een maand aan te houden.
Naar hij meent is de K.V.P. in beide afdelingen met drie leden
vertegenwoordigd. Hij vraagt of deze leden de fractie van de heer Van
Rijnen niet hadden kunnen voorlichten.
De heer QUA DEKKER wil het voorstel van de heer Van Bijnen gaarne
ondersteunen.