12 JULI 1961
203
gewend en dus van de raad een antwoord verwacht. Het is de taak van
burgemeester en wethouders de raad zodanig in te lichten, dat hij dit
antwoord kan geven. Indien de gemeente grond gaat kopen verzoekt
zij de verkoper een verklaring te tekenen, dat hij bereid is te verkopen.
In de tijd, dat deze bereidverklaring geldt, kan hij aan niemand anders
verkopen. Hij heeft te goeder trouw aangenomen dat de gemeente ook
na afloop van de termijn nog zou kopen. De vertegenwoordiger van
het gemeentebestuur heeft hem toen ook verzocht nog wat geduld te
hebben. Volgens spreker is de gemeente moreel verplicht tot aankoop
over te gaan of een andere voor beide partijen aanvaardbare oplossing
te vinden.
Wethouder VERMEULEN citeert een gedeelte uit de brief van
Dirven en zegt, dat hij dit gedeelte speciaal vermeldt om te laten uit
komen, dat de gemeente slechts aankoopt onder voorbehoud van goed
keuring door raad en gedeputeerde staten. Hij kan zich indenken, dat
de ambtenaar, met de aankopen belast, heeft gedacht, dat burgemeester
en wethouders deze gang van zaken zouden sanctioneren. Het wil er bij
spreker niet in, dat Dirven, nu zijn bereidverklaring al zo geruime tijd
is verlopen, nog de overtuiging heeft dat de gemeente koopt. Dirven
spreekt in zijn brief bovendien van een overeenkomst tussen de gemeente
en hem. Deze is er uiteraard niet. Het enige wat er is, is een bereid
verklaring van Dirven, waar van de zijde van de gemeente niets tegen
over staat. Het is naar de mening van burgemeester en wethouders juist
in overeenstemming met de gedachten van de raad, dat zij niet komen
met een voorstel dat niet in het belang van de gemeente is. Het afgeven
van een bereidverklaring houdt geenszins de consequenties in, dat de
gemeente nu in elk geval moet kopen. Spreker kan zich wel indenken,
dat de gang van zaken teleurstellend is voor Dirven. Hij is sedert 1 ja
nuari jl. echter volkomen vrij met zijn eigendom te doen wat hij wil.
De heer VAN BIJNEN vraagt, of er na afloop van de bereidverklaring
nog contact is geweest met Dirven. Hadden burgemeester en wethouders
toen al beslist? Waarom is er geen bericht gezonden?
Wethouder VERMEULEN antwoordt, dat, als de verkoper ongerust
zou zijn geweest, hij toch aan burgemeester en wethouders om een be
slissing had kunnen vragen.
De heer VAN BIJNEN merkt op, dat de ambtenaar, met de aankopen
belast, gezien wordt als de vertrouwensman van burgemeester en wet
houders en dat de verkoper zich eerder tot hem wendt dan tot burge
meester en wethouders zelf.
De heer VAN DEN EEDEN wijst nogmaals op de morele kant van de
zaak.
De heer DRION merkt op, dat hier slechts sprake is van een bindend
aanbod van de zijde van verkoper. De termijn van dit aanbod verliep
op 1 januari 1961. Na die datum heeft Dirven kunnen doen wat hij wilde.
Dat er na die datum niets gebeurd is, is zijn eigen schuld. Hij had aan
derden kunnen verkopen.
Wethouder VERMEULEN zegt, dat Dirven na 1 januari 1961 vrij
was. Dat hij na die datum nog van mening was, dat de gemeente zou
kopen, is niet de schuld van de gemeente.
De heer VERSCHUREN vindt het jammer, dat Dirven niet een be-