204
12 JULI 1961
richtje heeft gekregen van de gemeente dat de verkoop niet doorging.
Hij heeft nu een nieuw bedrijf gesticht. Dit zou hij zeker niet gedaan
hebben als hij gedacht had, dat de gemeente van aankoop zou afzien.
De VOORZITTER zegt, dat de raad nu kan zien in welke geest de
voorstellen van burgemeester en wethouders worden gedaan. De raad
moet deze zaak in handen geven van burgemeester en wethouders. Deze
moeten bij hun onderhandelingen niet in een moeilijke positie komen.
Er is hier geen sprake van een overeenstemming tussen twee partijen.
Er is slechts een eenzijdig bindend aanbod. Als het gemeentebelang het
aangaan van een overeenkomst niet eist, dan zullen burgemeester en
wethouders de overeenkomst ook niet aangaan. Een beroep op de morele
binding hier is onjuist. De gemeente is in geen enkel opzicht gebonden.
Spreker vindt het juist, indien het schrijven aan burgemeester en wet
houders ter hand wordt gesteld en dat het in negatieve zin wordt af
gedaan.
De heer VAN DEN EEDEN is het hiermede niet eens. Getracht moet
worden een andere oplossing te vinden.
De heer BROEDERS zegt, dat juridisch bezien burgemeester en wet
houders volkomen gelijk hebben. De wijze van handelen is echter niet
erg elegant. Zelfs na afloop van de overeenkomst is er nog ettelijke
malen contact geweest tussen Dirven en de ambtenaar van de gemeente.
Deze heeft gezegd, dat het wel in orde zou komen. Dirven heeft deze
ambtenaar gezien als vertegenwoordiger van de gemeente. Men schept
bepaalde verwachtingen, doordat men deze ambtenaar aldus laat han
delen. Het was juister geweest, indien Dirven van de gemeente terstond
na de beslissing een bericht had gekregen. Spreker wil er op wijzen,
dat in de onderhandelingspolitiek de nodige voorzichtigheid is geboden.
Wethouder VERMEULEN zegt, dat door de ambtenaar mogelijk enige
verwachtingen zijn gewekt. Het is echter bekend, dat de uiteindelijke
beslissing bij burgemeester en wethouders en de raad berust. Het is
duidelijk, dat het pand, dat de gemeente niet nodig heeft, door Dirven
aan haar is opgedrongen. Hij was namelijk niet bereid te verkopen,
indien de gemeente ook het pand niet kocht.
De heer BROEDERS is van mening, dat hier van „opdringen" geen
sprake is.
Wethouder VERMEULEN zegt, dat in het advies van Openbare Wer
ken inzake deze aankoop duidelijk staat, dat Dirven het perceeltje grond
niet wenste te verkopen als de gemeente zijn overige eigendommen ook
niet kocht.
De VOORZITTER zegt, dat door deze discussie aan het verlangen
van de heer VAN DEN EEDEN om de raad uitvoerig in te lichten,
ruimschoots is voldaan.
De heer VAN DEN EEDEN trekt zijn voorstel in.
De heer VAN BIJNEN vindt het dienstig om in gevallen als het on
derhavige de belanghebbenden tijdig in te lichten.
Wethouder VERMEULEN zegt dit toe. Persoonlijk vindt hij het jam
mer dat hier verwachtingen zijn gewekt.