22
11 JANUARI 1961
gesteld worden, omdat men hier van overmacht kan spreken. Burgemees
ter en wethouders zijn dan ook niet bereid een schadeloosstelling in over
weging te nemen.
De heer QUADEKKER dankt de wethouder voor de uitgebreide beant
woording van de gestelde vragen. Het doet wel „prettig" aan, dat de
wethouder hem van persoonlijke ondeskundigheid beticht.
Vraag 1 heeft de wethouder met ja beantwoord. Spreker kan de wet
houder echter niet helemaal volgen. In het begin wordt gezegd, dat de
duiker deugdelijk is, terwijl verderop wordt verteld, dat het een oud
versleten geval is. De wethouder heeft ook gezegd, dat becijferd is, dat
de doorstromingscapaciteit van de duiker voldoende is. Toch zou spreker
gaarne hebben gezien, dat de becijfering met meer deskundigheid zou zijn
gesteld en er overleg in deze met het waterschap was geweest, dat terzake
toch deskundig is. Ook heeft de wethouder medegedeeld, dat niet alleen
het riool, maar ook andere obstakels mede oorzaak zijn geweest. Verge
leken met de doorsnee van het riool zijn volgens spreker de andere ob
stakels eigenlijk van ondergeschikt belang geweest. Het riool slokt toch
een kwart gedeelte op van de doorstroomcapaciteit. Voorts vraagt spreker
zich af, of de gemeente het waterschap niet had kunnen bellen, toen er
geen antwoord op de brief werd ontvangen. Het is onjuist, dat de gemeente
de stelregel huldigt: „wie zwijgt, stemt toe". Als er binnen 2 maanden nog
geen antwoord zou zijn geweest, mag men zonder meer niet aannemen,
dat er toestemming wordt gegeven.
Laat de gekozen oplossing om de verbinding tot stand te brengen een
goedkope zijn geweest, zij houdt toch in ieder geval in, dat de bewoners
ongeveer 3 a 4 weken later pas over de weg konden. Zou dit aanleiding
kunnen zijn om de kleine middenstand in de geleden schade op enigerlei
wijze tegemoet te komen?
Spreker vestigt nog de aandacht op artikel 48 van het algemene regle
ment voor de waterschappen in Noord-Brabant: „Het is verboden, behou
dens het bepaalde bij artikel 52 en 57, 2e lid, of wel tenzij gehandeld
wordt op last van of door het toezichthebbende bestuur dan wel op last
van gedeputeerde staten: a. ene waterleiding te verleggen, haren loop te
wijzigen, haar te verbreeden, te vernauwen, te verdiepen, ondieper te ma
ken of in het algemeen daaraan enige verandering, van welken aard dan
ook, te brengen". Er mag toch verondersteld worden, dat het college van
burgemeester en wethouders deskundig genoeg is om deze bepaling na
te leven. De gemeente had zonder toestemming de voorziening zo maar
niet mogen treffen.
Wethouder VERMEULEN zegt, dat hij volgens de heer Quadekker
eerst medegedeeld zou hebben, dat de duiker goed was en ergens verder
op, dat deze niet deugde. Spreker zegt dit zo in ieder geval niet bedoeld
te hebben. Het is een oude gemetselde duiker, waarin men uit hoofde
van zekerheid trekstangen heeft aangebracht. Hij heeft dit gezegd om
aan te tonen, dat ook deze obstakels met de leidingen en de riolering het
afval hebben doen opstoppen. Naarmate er meer obstakels zijn, des te
groter is het risico voor verstoppingen. Dit staat echter los van de door
stroomcapaciteit.
Voor men de riolering ging aanleggen, is nagegaan of de capaciteit
groot genoeg was. Men berekende een overcapaciteit van 1 liter per ha
van het achterliggende land. Dit ligt aan de hoge kant. Wie voorziet
echter alles? Bij de nieuwe duiker zullen deze obstakels niet meer worden
aangebracht. Er komt een betonnen duiker, waar het riool onderdoor
gaat. Het zou prettig zijn geweest, als men alles had kunnen voorzien.
De waterafvoer van het gebied is niet te groot voor de doorlaatcapaciteit,