13 SEPTEMBER 1961
239
voelens van innige deelneming gaan uit naar zijn vrouw en kinderen, die
hem zo node kunnen missen.
Precies een jaar vóór zijn sterfdag, 5 september j.l. vierde hij zijn zilveren
ambtsjubileum als gemeente-ambtenaar, bij welke gelegenheid de heer
Minderhoud, namens de raad, zijn dank en bewondering uitsprak voor het
vele werk, dat hij als raadsnotuleur heeft verricht.
Met hem is een zeer bekwaam ambtenaar en prettig mens heengegaan,
die zich niet alleen op ambtelijk doch ook op velerlei ander gebied zeer
verdienstelijk heeft gemaakt.
Moge hij rusten in vrede.
De heer MINDERHOUD zegt:
Mijnheer de voorzitter.
De gemeenteraad stemt geheel in met datgene, dat U ter nagedachtenis
van de heer De Jongh hebt willen uitspreken.
Met ontsteltenis hebben ook wij het plotseling overlijden van deze be
kwame ambtenaar der gemeente Breda vernomen.
Met hem is heengegaan een man in de kracht van zijn leven, die in zijn
werk moeilijk te vervangen zal zijn en in zijn nog jong gezin niet
gemist kan worden.
Het was een man, prettig in de omgang, behulpzaam voor iedereen en
bijzonder goed op de hoogte van alles wat zich op de afdeling Volks
huisvesting voordeed.
Ook wij raadsleden verliezen een bijzonder prettig en correct notuleur,
tot wien wij één jaar geleden nog mochten spreken bij zijn 25-jarig
ambtsjubileum.
Ons medeleven gaat ook uit naar zijn zwaar beproefde vrouw met haar
vijf -nog zeer jonge meisjes.
Dat God haar de kracht mag schenken om deze slag te dragen en haar
die troost mag geven, die zij nu zo zeer nodig heeft en die toch niemand
anders haar kan schenken.
Onwillekeurig vraagt men zich af, waarom dit toch moest geschieden?
Het antwoord hierop krijgen wij echter niet, maar wij weten echter dat wij
het niet NU, maar NA DEZEN zullen verstaan.
Wij hebben allen echter wel weer ervaren hoe broos het leven van een
mens is en hoe weinig er nodig is om het te verliezen.
De geestelijke heeft op de begraafplaats gezegd: UIT STOF ZIJT GIJ
GEWORDEN EN TOT STOF ZULT GIJ WEDERKEREN. Juister is
de nietigheid van de mens op aarde niet weer te geven.
Misschien zijn daarom de volgende versregels hier dan ook wel zeer
toepasselijk:
Gelijk het gras is ons kortstondig leven,
Gelijk een bloem, die op het veld verheven,
Wel sierlijk pronkt, maar kracht'loos is en teer.
Wanneer de wind zich over het land laat horen,
Dan knakt haar steel, haar schoonheid gaat verloren,
Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer.
Dat het dan ook GOD behaagd mag hebben hem in Zijn Heerlijkheid op
te nemen.
Hierna wordt overgegaan tot behandeling van de agenda.
1. Notulen.
De heer VIS verzoekt de volgende wijzigingen te doen aanbrengen:
Bladzijde 222. Het genotuleerde bij agendapunt 17 dient te worden ge-