13 SEPTEMBER 1961 245 enkele panden van het onderhavige zijn opgetrokken met mozaïekstenen en iets verder een met ramen tot aan de grond. Indien men de sfeer in oud Breda wil handhaven, dan moet dit consequent geschieden. Nu dit naar zijn mening niet geschiedt, moet de raad op het beroepschrift gunstig beslissen. De heer KROON zegt, dat wethouder Vermeulen van mening is, dat voor de aanvang van een bouwwerk gezorgd moet worden dat de benodigde stenen aanwezig zijn. Dit kan men in de huidige omstandigheden ook anders stellen. Er heerst een groot gebrek aan stenen en adressant is uiteindelijk in het buitenland geslaagd. De kleur van deze stenen vindt hij niet lelijk en omdat de gemeente alles doet om de industrie ter wille te zijn, zou de ge meente ook wel met de wensen van de middenstand rekening kunnen houden. Spreker zal tegen het preadvies van burgemeester en wethouders stem men. De heer VAN WERKHOOVEN acht een snelle oplossing vereist, omdat de schutting een flinke sta-in-de-weg is. De heer VAN GISBERGEN vraagt of uit de woorden van de wethouder moet worden opgemaakt, dat op een verzoek van adressant tot afpleistering van de muren gunstig zal worden beslist. Mevrouw VAN MIERLO kan begrijpen, dat burgemeester en wethouders tot dit advies zijn gekomen op grond van de bouwverordening. Zij is het echter niet eens met het advies van de deskundige. Persoonlijk is zij van mening, dat de rode kleur steen erg fraai is. Met de wethouder is zij van mening, dat de raad niet op de stoel van de deskundige moet gaan zitten, maar acht het niet juist, dat dit advies door één deskundige wordt uitge bracht. Juister zou het zijn, indien een commissie van deskundigen de raad zou adviseren. Men zou hierbij wellicht tot een juister advies komen. Ten slotte deelt zij mede, dat ze toch vóór het preadvies zal stemmen. De heer MOL is verheugd, dat getracht wordt de sfeer in de oude binnenstad te handhaven en dat inbreuken hierop niet worden geaccepteerd. De heer MELZER wijst er op, dat een beroepschrift niet van één persoon afhangt, doch dat de gehele raad hierover zal moeten beslissen. Wethouder VERMEULEN is van oordeel, dat in tweede instantie niets nieuws naar voren is gekomen. Hij heeft niet willen betogen, dat de wel standsadviseur het voor het uitmaken heeft, doch inderdaad zal de gehele raad op een beroepschrift moeten beslissen. Spreker heeft alleen uitdrukke lijk naar voren willen brengen, dat de raad naar zijn mening uiterst voor zichtig moet zijn met afwijkingen van dit advies van deskundigen. Spreker is ook ter plaatse geweest en vindt de vorming van een oordeel erg moeilijk, omdat er nog zo weinig van de gevel staat. Een hele gevel maakt een geheel andere indruk. Hij blijft bij zijn aanvankelijke mening. In verband met de opmerking van de heer Kroon over de moeilijkheden bij de aankoop van stenen is hij van mening, dat een behoorlijke voor bereiding van een werk vereist, dat er gewerkt wordt volgens een vast gesteld plan. Vervolgens wil hij nog opmerken, dat adressant de stenen niet uit het buitenland heeft betrokken, doch bij de firma Verlegh deze partij stenen heeft gevonden. Aan mevrouw Van Mierlo deelt spreker nog mede, dat het advies van de welstandsadviseur niet door hem alleen wordt uitgebracht, doch dat bij de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 245