278 11 OKTOBER 1961 naar het stadhuis gegaan om inzage van de desbetreffende stukken te nemen. De VOORZITTER deelt mede dat dit in de vergadering van het col lege van burgemeester en wethouders van gisteren is besloten. Op de aan vullingsagenda staat vermeld, dat het stuk van de agenda is afgevoerd. Bovendien zijn vandaag nog brieven ingekomen. De heer LOUS vraagt om bij het eventuele nieuwe overleg ook de organisaties van werknemers te horen. De VOORZITTER merkt op dat burgemeester en wethouders in deze alleen verplicht zijn de Kamer van Koophandel en Fabrieken te horen; deze instantie neemt een bepaalde beslissing en geeft advies aan burge meester en wethouders. De heer DRION zegt dat het zo is, dat de Kamer van Koophandel en Fabrieken moet worden gehoord, maar dat ook andere instanties mogen worden gehoord. Het is toch zo dat de Kamer van Koophandel niet de geijkte vertegenwoordiging voor de werknemers is. De heer LOUS zegt dat het ook in andere gemeenten gebruikelijk is dat de organisaties van werknemers worden gehoord. De VOORZITTER heeft van de opmerkingen nota genomen; zoals is medegedeeld wordt het voorstel door burgemeester en wethouders van de agenda afgevoerd. 17. Benoeming lid van het bestuur van de Burgerlijke Instelling voor Maatschappelijke Zorg. Er werden in totaal 38 geldige stemmen uitgebracht, alle op de heer drs. J. H. Marx, zodat deze is benoemd. 18. Vervallen. 19. Instandhouding openbare lagere school Viandenlaan 1. 20. Aanvragen ex artikel 72 der lager onderwijswet 1920. Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten. 21. Voorzieningen pand Boschstraat 49 ten behoeve van school voor leerlingen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. De heer MINDERHOUD zegt dat in het voorstel staat vermeld dat in het schoolgebouw Boschstraat 49bis drie lokalen in gebruik zijn bij de protestant christelijke u.l.o.-school, zodat in dit gebouw niet voldoende ruimte aanwezig is voor de l.o.m.-school. Waarom worden aan de des betreffende u.l.o.-scholen geen barakken gegeven, dan heeft de l.o.m.-school voldoende klasseruimten in het schoolgebouw en mitsdien alle klassen bij elkaar. Spreker vraagt of burgemeester en wethouders dit overwogen hebben. Wethouder BASTIAENSEN meent dat de veronderstelling van de heer Minderhoud niet juist is. De redactie van het voorstel geeft daartoe ook geen aanleiding. Er is niet te kennen gegeven dat de door de heer Minder houd voorgestelde oplossing minder wenselijk zou zijn. Bij verdeling van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 278