11 OKTOBER 1961
281
De heer VAN CAULIL merkt op dat in de afdeling voor openbare
werken zeer duidelijk te kennen is gegeven van hoe groot belang deze
aankoop is, om te zijner tijd als compensatie te kunnen dienen.
Wethouder VERMEULEN zegt dat de gemeente boerderijen koopt met
de bedoeling om landbouwers, waarvan de landerijen in verband met de
realisering van uitbreidingsplannen onteigend moeten worden, elders aan
een bedrijf te helpen. Onderhavige boerderij is de gemeente aangeboden.
Deze eigenaar die niet al te jong meer is, heeft de gemeente gevraagd of
zij belangstelling had voor deze aankoop. Blijkbaar werd deze boerderij
te.koop aangeboden vanwege de leeftijd van de man. De prijs is door de
grondkamer goedgekeurd. Burgemeester en wethouders hebben nu nog
geen concrete bestemming voor de boerderij, zodat het nuttig werd geacht
om de boerderij te verpachten aan de verkoper.
De pachttermijn is wettelijk geregeld en is altijd 12 jaren. Ook de heer
Kramers heeft gelijk als deze zegt, dat in het voorstel alleen over aan
koop wordt gesproken. In de toelichting stond evenwel dat de boerderij na
aankoop door de gemeente aan de KRÖON verpacht zal worden voor een
pachtprijs van 5.200,per jaar, waardoor een zo hoog mogelijk rende
ment wordt verkregen. De pachtprijs is eveneens door de grondkamer vast
gesteld.
Spreker merkt op dat er geen formele zekerheid is wanneer de boerderij
vrij komt. Naar het burgemeester en wethouders voorkomt is het vrijwel
aan te nemen dat de pacht niet tot in lengte van jaren zal voortduren.
Verondersteld wordt dat betrokkene zelf wel tot uit de pachtneming zal
verzoeken. Voor de uit de pachtneming zal de gemeente zeker niet meer
betalen dan voor een boerderij in Breda op liquiditeitsbasis wordt gegeven.
Hij wil dan nog voorbij gaan aan de ideële betekenis, dat de man die zijn
bedrijf kwijt is, op een nieuw bedrijf zijn beroep kan voortzetten.
Naar aanleiding van de vraag van de heer Verschuren zegt spreker in
de vergadering van de afdeling voor openbare werken wel de verwachting
te hebben gewekt dat het pachtcontract zodanig kan worden geredigeerd
dat aan de boerderij geen andere bestemming mag worden gegeven. Spreker
gelooft dat de raad er thans verstandig aan doet deze boerderij aan te
kopen om er dan te zijner tijd een Breda's boerenbedrijf in te kunnen
vestigen.
De heer DRION zegt, dat de wethouder heeft medegedeeld dat er geen
formele zekerheid is wanneer over de boerderij de beschikking kan worden
verkregen. Bij kwade trouw is het een hele toer om de boerderij in handen
te krijgen. Spreker is niet tevreden met de toezegging dat in overweging
genomen zal worden dat de boerderij niet aan de bestemming mag worden
onttrokken. Hij verzoekt een positieve toezegging van burgemeester en
wethouders.
Wethouder VERMEULEN zegt in de afdeling voor openbare werken
misschien iets te positief te zijn geweest. Uiteindelijk kan niet hij maar moet
het college beslissen. Na ruggespraak met burgemeester en wethouders deelt
spreker mede, dat burgemeester en wethouders het pachtcontract in de
gevraagde zin willen wijzigen.
Hierna besluit de raad conform het voorstel, met de aantekening dat in
het pachtcontract de bepaling zal worden opgenomen, dat aan de boerderij
geen andere bestemming mag worden gegeven.
31a t/m c. Verkopen.
32. Verkoop van grond aan „firma P. A. van den Maagdenberg en
Zonen" te Breda.