306 15 NOVEMBER 1961 Voorts wordt er op gewezen, dat de personeelslasten geraamd moeten worden op een volledige bezetting terwijl op een 25-tal personeelsleden onherroepelijk vacatures ontstaan, die niet te voorzien zijn. Als regel valt deze post in de rekening dan ook mee. Motivering leidersvorming: 1.500, Hierin komt ook tot uitdrukking dat meer aandacht wordt besteed aan de vorming van het leidinggevend personeel. Met name stelt men zich voor het personeel meer cursussen te laten lopen. Indirect houdt dit ook weer verband met de intensivering van het jeugdwerk, zoals reeds bij de afschrijvingen is opgemerkt. Motivering activiteiten: 3.300, 1.300,alg. maatschappelijke vorming 900,culturele vorming 1.000,muziek, zang en dans f 500,bijzondere groepen 500,sport en spel 4.200,— Daarentegen zijn enkele andere posten verlaagd. De post activiteiten is bijzonder moeilijk te ramen. Zo was deze post in de begroting 59/60 10.000,hoger geraamd dan werkelijk is uit gegeven. In de praktijk zal nl.. moeten blijken of een activiteit, die ge ruime tijd geleden bij het samenstellen der begroting werd voorgesteld, voldoende aanslaat om er mee door te gaan. Een verhoging met 3.300,- in 2 jaar tijds is derhalve zeker aanvaardbaar. Als al deze cijfers in het voorstel verwerkt hadden moeten worden zou dit ongetwijfeld ten koste zijn gegaan van de leesbaarheid er van. De heer VAN HOUTEN zegt dat de wethouder de cijfers precies heeft weergegeven. Hij zou het wel prettig hebben gevonden als deze cijfers ook in de afdeling voor de subsidies waren geweest. Toen in 1960 de begroting werd vastgesteld, zo vervolgt hij, lag het in de bedoeling, dat nauwkeurig de hand zou worden gehouden aan de daarin vermelde be dragen. Hij vraagt of burgemeester en wethouders nu inderdaad de ver zekering kunnen geven, dat de uitzettingen van deze begroting binnen de toegestane normen zullen blijven. De heer NIEUWLAAT deelt mede, dat deze belangrijke uitzettingen mede het gevolg zijn geweest van het in dienst nemen van een socioloog en van jeugdleiders. We zitten in Breda, zo gaat hij verder, met een stedelijk charitatief centrum, dat als overkoepelingsorgaan zou komen met een structuurplan. Is bij deze eenzijdige uitzetting van de begroting het centrum gemoeid geweest, zo niet, dan vindt hij dit onverstandig. Tenslotte stelt hij nog de volgende vraag van technische aard. „Als het tekort voor rekening van de gemeente genomen wordt, komt dan daardoor het totale rijkssubsidie, hetwelk maximaal 80°/o bedraagt, niet in het gedrang". De heer MENDES deelt mede nog niet zo lang lid van de subsidie commissie te zijn. Hij heeft diverse vergaderingen meegemaakt, waarin alleen de wethouder van financiën aanwezig was, die uiteraard niet met de details op de hoogte is, als het onderwerpen van sociale- of culturele aard betreft. Hij vraagt daarom het college, indien onderwerpen van sociale- of culturele aard aan de orde worden gesteld, de betreffende wethouders van sociale zaken of van onderwijs, kunsten en wetenschap-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 306