310
15 NOVEMBER 1961
gezelschappen het zuiden zeker in de steek laten. Daarom moeten wij
het Zuidelijk Toneel subsidiëren. Hierin speelt ook mee de in het ver
leden opgedane ervaring. Het valt niet te ontkennen, dat het Zuidelijk
Toneel een zwakke start heeft gehad. Hij wil ook niet verhelen, dat de
bezwaren die er zijn hier en in andere plaatsen ter kennis van de directie
van Het Zuidelijk Toneel gebracht zijn. Tussen de provincie en de in
het voorstel genoemde 4 grote steden is overleg gaande over de wijze
waarop het subsidie in stand kan blijven, want zonder subsidie is het
niet mogelijk het Zuidelijk Toneel in stand te houden.
De heer Mendes heeft gevraagd meer te mogen weten over de ge
voerde onderhandelingen. De onderhandelingen zijn nog gaande, zodat
het mij niet mogelijk is daar alles over te zeggen. Dit zou ook niet juist
zijn, aldus de wethouder, nu de onderhandelingen nog niet tot een
bepaald resultaat geleid hebben. Wel wil hij dit zeggen, dat toneel en
muziek niet hetzelfde zijn en dat het daarom niet eenvoudig is de ge
wenste sleutel voor de verdeling der subsidies te vinden. Maandelijks
wordt er nog overleg gepleegd en ik kan u verzekeren dat dit een
moeizaam overleg is. Het streven is erop gericht een bepaalde procedure
in het leven te roepen voor alle genoemde verenigingen gezamenlijk. De
gemeenten zouden het liefst het leeuwendeel van het gezamenlijk te
verlenen subsidies aan de provincie toekennen, doch dit ik ook niet mo
gelijk, omdat de provincie ook gebonden is aan een bepaald budget.
Meer details wenst hij in dit stadium niet te geven, omdat het overleg
nog jong is. Verder zegt hij voor wat de vrije voorstellingen betreft dat
bij een koppeling van het subsidie aan het aantal te geven vrije voor
stellingen er van subsidiëring niets terecht zou komen. Het aantal vrije
voorstellingen is nog steeds gering te Breda, doch mag men dit aan Het
Zuidelijk Toneel verwijten. Hij meent van niet. Het Zuidelijk Toneel
verleent alle medewerking en poogt zoveel mogelijk voorstellingen in het
zuiden te slijten.
U moet echter begrijpen, aldus de wethouder, dat een groot aantal
plaatsen afvallen, omdat ze niet voldoende accommodatie hebben voor
het doen geven van dergelijke voorstellingen.
Als de heer Van Werkhooven zich afvraagt wat of er voor zuidelijks
is aan het Zuidelijk Toneel, dan kan ik hem volgen, wanneer alleen
gelet wordt op de adressering van het verzoek om subsidie. Er wordt
getracht om de huisvesting van dit gezelschap in het zuiden te krijgen.
In de artiestenwereld bestaat er echter bezwaar tegen om uit de culturele
bakermat te verdwijnen naar de periferie.
In Amsterdam, Rotterdam en Den Haag is altijd het grootste reservoir
van belangstelling aanwezig. Men moet als artiest in die steden blijven
komen om te voorkomen dat men zelf geestelijk verarmt.
Voor wat het aantal voorstellingen betreft kan het best zijn, dat ver
schillende uitkoopverenigingen in de klem komen. Dit is, aldus de wet
houder, niet doorslaggevend. De opmerking van de heer Van Werk
hooven, dat het Zuidelijk Toneel te Breda niet getapt is, waarvoor hij
als bewijs aanvoert het aantal bezoekers dat de voorstellingen bijwoont,
acht de wethouder het zich losmaken van alles wat met cultuur te
maken heeft.
Hij geeft vervolgens toe, dat de resultaten in de voorbije jaren mager
geweest zijn. De oorzaak hiervan moet niet gezocht worden bij het sub
sidie, maar bij de artiesten, die men niet altijd in de hand heeft. De
voorzitter van het Zuidelijk Toneel doet alles om het gezelschap aan
zijn doel te laten beantwoorden.
De mededeling van de heer Van Werkhooven, dat er voor het Pedago
gisch Centrum geen voorstellingen van het Zuidelijk Toneel zijn te krij
gen moet hij met klem bestrijden. Het college is echter niet altijd vol