11 JANUARI 1961
31
een onderhandse aanbesteding van 3 of 4 aannemers ziet spreker niet in.
Ook in dit geval vinden de firma's elkaar, ook al wordt het niet bekend
gemaakt. Hij acht het gewenst, dat een openbaar lichaam ook openbaar
aanbestedingen houdt.
De heer VAN HOUTEN is het met de heer Kroon eens. Hij voelt de
bezwaren van de wethouder wel aan, doch hij wil de Bredase aannemers
toch ook wel eens een kans geven.
De heer VAN BIJNEN zegt, dat de wethouder heeft opgemerkt, dat deze
in het algemeen voor openbare aanbesteding is; wanneer moet nu wel
onderhands worden aanbesteed. Hij zou toch wel gaarne willen zien, dat
ook de Bredase aannemers zouden worden ingeschakeld. Hij stelt voor om
voor de helft Bredase aannemers en voor de andere helft aannemers van
buiten de stad te laten inschrijven.
De heer KRAMERS is het met de heer van Bijnen eens; hij is geporteerd
voor een openbare aanbesteding. Zou dit echter moeilijkheden geven, dan
wil hij wel met de wethouder meegaan, doch dan moet ook de Bredase
aannemers een kans worden gegeven.
De heer VAN DEN EEDEN is het volkomen met de heer Kroon
eens. Een openbare aanbesteding sluit niemand uit, dus ook geen Bredase
aannemers.
De heer DRION wil wel van een openbare aanbesteding afzien, mits de
wethouder met zware argumenten komt voor een onderhandse aanbesteding.
De genoemde argumenten zijn echter niet steekhoudend. Bepaalde afspra
ken zullen ook worden gemaakt als 3 of 4 aannemers worden uitgenodigd,
terwijl het argument dat de aannemers, die de materialen hier hebben,
goedkoper inschrijven, ook bij een openbare aanbesteding geldt. Hij blijft
voor een openbare aanbesteding.
De heer MOL zegt als deskundige toch veel te voelen voor een open
bare aanbesteding. Hij vraagt zich af of de onderhandse bestedingen te
Breda niet voortvloeien uit gemeentelijke gemakzucht en of de „prettige
samenwerking" geen argument is voor het buitensluiten van Bredase aan
nemers. Waarom krijgen kleinere aannemers, die vaak met een kleinere
winst genoegen nemen, ook geen kans om hun zaak op te bouwen? Bij
een publieke aanbesteding kan men vaak tot verrassingen komen. Ook
bij onderhandse aanbesteding is opzet mogelijk.
De VOORZITTER merkt op, dat alle Nederlandse gemeenteraden
het standpunt van openbare aanbesteding innemen, terwijl de colleges
van burgemeester en wethouders toch steeds andersom redeneren.
De heer QUADEKKER vraagt of men verplicht is het werk aan de
laagste inschrijver te gunnen.
De heer VIS wil op de voorgrond stellen, dat getracht moet worden
om de woningen zo goedkoop mogelijk te bouwen. Hij heeft niet voldoende
gegevens om te beoordelen, welke methode thans de beste zou zijn. In
het algemeen hecht spreker aan een openbare aanbesteding grote waarde.
Doch men moet niet uit het oog verliezen, dat het in verband met de
bouwmarktsituatie verstandiger kan zijn om met één aanemer in zee te
gaan. Spreker stelt voor er geen principezaak van te maken; de doelma
tigste methode moet worden gevolgd.