32
11 JANUARI 1961
Wethouder VERMEULEN zegt verheugd te zijn dat hij gezien de
debatten dit aan de orde heeft gesteld. Het is duidelijk, dat de raad
thans erg sterk denkt in de richting van een openbare aanbesteding,
mede op grond van een naar zijn oordeel zwakke argumentatie ter ver
dediging van de onderhandse aanbesteding. Wat de opzet betreft, het kan
toch worden aangenomen, dat deze bij een onderhandse aanbesteding veel
geringer zal zijn dan bij een openbare. Bij een onderhandse aanbesteding
is voorts vooraf selectie mogelijk. Bij een openbare aanbesteding kan ieder
een inschrijven; men is daarbij niet gebonden om het werk aan de laagste
inschrijver te gunnen. Wordt het werk niet aan de laagste gegund, dan
moet echter wel de reden worden opgegeven, wat tot pijnlijke situaties aan
leiding kan geven. De betrokkene kan zich bovendien gediscrimineerd gaan
voelen. Al deze moeilijkheden worden omzeild bij een onderhandse aanbe
steding. Bij een onderhandse aanbesteding kan men uiteraard ook Bredase
firma's inschakelen. Voor spreker is het persoonlijk geen halszaak. Toch
zou hij in het onderhavige geval liever een onderhandse aanbesteding
houden. De overwegingen hiertoe zijn hier momenteel moeilijk te zeggen.
Bepaalde grote bedrijven spelen in de huidige situatie een rol. We moeten
niet overhaast te werk gaan, maar de zaken goed tegen elkaar afwegen.
Hij zou niet gaarne zien, dat een firma aan bod komt, die het werk niet
aan zou kunnen. De raad is vrij om te beslissen. Hij stelt evenwel voor
het onderhavige project onderhands te doen aanbesteden met verzoek aan
enkele firma's om in te schrijven.
De VOORZITTER stelt voor met een halve openbare aanbesteding in
zee te gaan door voor de helft door Bredase firma's te laten inschrijven.
De heer MOL zegt, dat bij publieke aanbestedingen moeilijkheden prak
tisch niet voorkomen. Hij stelt voor een openbare aanbesteding te houden
onder de aannemers, die b.v. kunnen aantonen, dat zij een opdracht voor
de bouw van 100 woningen goed hebben voltooid.
De heer DRION vindt het jammer, dat hij de heer Mol nu moet af
vallen; juist diens systeem werkt discriminerend. De kleine man komt dan
niet aan bod. Hij blijft voor een openbare aanbesteding. Indien het niet
aan de laagste inschrijver gegund zou kunnen worden, dan is het zuiver
om zakelijke redenen. In principe zit hier niets discriminerends in.
De VOORZITTER zegt, dat dit zakelijk wel waar kan zijn, maar be
stuurlijk niet.
De heer DRION blijft toch voor een openbare aanbesteding.
De heer VAN BIJNEN zegt, dat de wethouder hem niet heeft over
tuigd. Hij blijft voor openbare aanbesteding met verwijzing naar zijn
eerder genoemde motieven.
De heer VAN HOUTEN steunt de heer van Bijnen.
De heer QUADEKKER heeft opgemerkt, dat de wethouder gezegd heeft,
dat het geen halszaak voor hem is; het kabinet zal dus niet vallen.
Wethouder VERMEULEN zegt, dat het wel vaststaat, dat het college
thans niet met zodanige argumenten kan komen, dat een onderhandse aan
besteding beslist gehandhaafd moet worden. Hij meent evenwel, dat hij wel
kan stellen, dat het college de zaak opnieuw zal bezien. Willen burge
meester en wethouders niet openbaar aanbesteden, doch blijft het college