13 DECEMBER 1961
343
Wat betreft de stichting van noodlokalen moet spreker er de aandacht
op vestigen dat burgemeester en wethouders hun standpunt dienaan
gaande nog steeds handhaven. Maar er kunnen bijzondere omstandig
heden zijn die bijzondere maatregelen eisen.
Overeenkomstig het voorstel wordt besloten.
29. Kleuteronderwijs in Breda-Noord.
Wat de heer RATTINK gezegd heeft bij het vorige agendapunt acht
hij ook van toepassing op de nu aan de orde zijnde nota.
In de nota zijn burgemeester en wethouders uitgegaan van het te
verwachten aantal niet r.k. ldeuters, nl. 164, waarop de te verwachten
100 kinderen uit de protestant christelijke groep in mindering zijn ge
bracht. Dit laatste aantal is geschat op 8°/u voor de gehele gemeente.
Spreker meent dat het toch juister ware geweest uit te gaan van de
percentages der leerlingen van de lagere school. Dit zal beter aansluiten
omdat de kleuterschool een voorportaal is van de lagere school. Spreker
komt dan op een aantal van 94 kleuters voor de openbare school, ge
baseerd op een percentage niet-confessionelen van 58. Voor het Brabant
park is dit percentage ook aangehouden. Spreker wil er op wijzen dat
het percentage van 8 voor de prot. chr. groep sterk beïnvloed is door
de situatie in het Heuvelkwartier. In die wijk is er n.l. geen enkele bij
zondere neutrale school. Zou daar een openbare school bestaan dan zou
deze door vele leerlingen worden bezocht die nu de prot. chr. school
daar bezoeken. Het is dan ook beter de prognose van het openbaar kleu
teronderwijs te baseren op de percentages van de lagere scholen.
De heer MELZER is erkentelijk voor het voorstel tot stichting van
een openbare kleuterschool in Breda-Noord. Spreker wil wel de nadruk
leggen op de urgentie van dit geval. Hij merkt voorts op dat er na de
oorlog nog niet één klaslokaal voor kleuters in de sector bijzonder neu
traal onderwijs tot stand is gekomen.
Ook de heer MINDERHOUD is erkentelijk voor het voorstel. Hij
kan nog zeggen dat de raad van onderling overleg in schoolzaken
(R.O.O.S.) heeft besloten van nu af geen onderscheid meer te maken
bij de stichting van protestants christelijke scholen.
Wethouder BASTIAENSEN merkt op dat deze raad daarmede dan
precies in de „roos" heeft geschoten. Dit doet hem veel genoegen.
De heer Melzer heeft gewezen op de urgentie van deze schoolstichting.
Spreker kan toezeggen dat burgemeester en wethouders in deze alles
zullen doen wat mogelijk is. Zonodig zal getracht worden een verschui
ving in het urgentieprogramma te bewerkstelligen.
De heer Rattink heeft het percentage van 8 in verband met de prog
nose voor het kleuteronderwijs aangevallen. Deze spreker is van mening
dat het beter is uit te gaan van de ervaringscijfers voor het lager onder
wijs omdat het kleuteronderwijs het voorportaal is van de lagere school.
Spreker merkt op dat de ervaring in rooms-katholieke kring uitwijst dat
het aantal kleuterleerlingen niet altijd adequaat is aan dat van de lagere
school. Spreker wijst er overigens op dat het ook nu om een principe
besluit gaat, waarbij het aantal lokalen niet in het geding is. De ervaring
in het Brabantpark acht spreker nog te kort om daaruit conclusies te
trekken.
De heer RATTINK meent dat de berekening met als basis het Bra-