Notulen van de geheime raadsvergadering gehouden op dinsdag 21 maart 1961 Aan de orde is het voorstel van burgemeester en wethouders tot ver hoging van het krediet voor de verbouwing van het pand "Vrederust" (Bijlagen 1961no.167) De heer Van Pijnen zegt, dat hij alleen in het openbaar heeft willen stellen, dat er in de raad een bittere stemming heerst over de hou ding van de architect Froger, die de directie over het werk heeft gevoerd. De heer Mol wil hierover liever niet praten omdat de zaak een collega betreft. In de besloten vergadering wil hij evenwel stellen, dat deze architect de goede naam van de architectenstand aanrandt. Spreker ziet toch liever geen reprimande in het openbaar. Zou liever het voorstel als hamerstuk behandeld zien in de openbare raadsvergadering, waaruit duidelijk zou blijken dat de raad er geen woorden aan wil vuil maken. Spreker kent de heer Proger en weet, dat procederen zijn hobby is. Hij is het volkomen eens met het voorstel van burgemeester en wethou ders. De heer Zijtregtop zegt, dat het hem een raadsel is, dat de kosten van arbitrage over een zaak van 15*000,- ongeveer 12.000,- gaat kosten. Men gaat toch pas procederen als men heilig overtuigd is, dat men het gelijk aan zijn zijde heeft. Is hier sprake van foutieve voor lichting door de directie van het werk of van lichtvaardig besluiten tot procederen. De heer Van Caulil zegt, dat de raad in het openbaar heeft besloten om tegen de aannemer Van den Enden te procederen. Dit wierp een slechte blaam op Van den Enden. Waarom mag de naam van de architect Proger dan niet op dezelfde manier besmet worden? De heer Vis is het helemaal eens met de heer Van Bijnen. Gaarne zal hij de uiteenzetting van de wethouder aanhoren. ■v'ethouder Vermeulen zegt, dat het hier een zaak betreft, die al heel lang loopt. Hij heeft hiervan de beginperiode niet meegemaakt. De zaak kwam bij hem toen de datum van het gereedkomen van Vrederust alsmaar werd verschoven. Er werd toen een gesprek gearrangeerd met Van den Enden. Spreker kreeg daarbij de indruk dat de fout niet alleen bij de aannemer lag, doch dat de directie van het werk ook niet al te best was. In het gesprek, waarbij de architect tegenwoordig was bleek, dat de opvattingen van architect en aannemer diametraal tegenover el kaar stonden. Er was geen harmonieuze samenwerking. De architect stelde op allerlei punten de aannemer in gebreke. Hij beweerde hardnekkig, dat de rekening voor meerwerk die de aannemer wilde zien uitbetaald 10.000,- meer bedroeg dan in werkelijkheid. De aannemer declareerde 6.000,- aan meerwerk, de architect berekende 4.000,- aan minder werk. Nu kan men vragen of het de moeite loont hierover te procederen als men weet dat de architect 6.000,- gaat rekenen voor zijn bemoeiingen.Deze 6.000,- waren echter toen niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 358