22 FEBRUARI 1961
51
heeft als burgemeester en wethouders, die een zeer gerechtvaardigd protest
in Den Bosch zullen laten horen.
Wethouder VAN BOXTEL zal zijn betoog zeer kort maken, doch zeker
niet minder krachtig dan zijn collega van Openbare Werken. Na de
gedegen studie van het huisvestings- en bouwbeleid, die ook aan de raad
is overgelegd en besproken, is een toewijzing van 200 woningwetwoningen
voor 1961 een klap in het gezicht van het gemeentebestuur van Breda.
Het gevoerde huisvestingsbeleid is primair gericht op de belangen van de
ingezetenen van Breda. De publiciteit, die gegeven is aan het plan
.Brabant in het nieuwe Westen", waarin de dynamiek van West-Brabant
behandeld wordt, is een aanfluiting van deze gedachte.
Spreker noemt deze wijze van toewijzing een afstraffing van Breda voor
het in deze gemeente gevoerde sociale huisvestingsbeleid.
De liberaliserende gedachte, die in de huisvestingsnota is neergelegd,
kan wellicht niet tot uitvoering komen. Dit zal een gedegen studie vergen
en wellicht zullen burgemeester en wethouders hierover bij de Raad
moeten terugkomen.
De heer Vis wil spreker er op wijzen, dat de statistische woningnood
in andere gemeenten wellicht anders is dan in de gemeente Breda. Momen
teel zijn er 2019 ingeschrevenen in Breda. Het is voor spreker een kleine
moeite om dit aantal in een maand tijd te verhogen tot 3 a 4000 inge
schrevenen. Het lage aantal ingeschrevenen in Breda vindt zijn oorzaak
in de kritische norm, die in deze gemeente is aangelegd om ingeschreven
te worden. Wellicht heeft het afkappen van de inschrijvingsmogelijkheid
Breda parten gespeeld bij de toewijzing, omdat het statistisch tekort niet
in Breda is berekend, doch in Den Haag. Spreker weet wel, dat er ergens
een sleutel moet zijn, doch is van mening, dat het statistisch woningtekort
geen objectieve sleutel is. Deze sleutel leidde immers tot een onrechtvaar
dige en onverstandige verdeling.
Spreker heeft weinig vertrouwen in de woningen van de premie A-sector.
Hij noemt dit een lapmiddel en dit kan geen oplossing bieden aan het pro
bleem.
Tenslotte zegt hij, dat de gemeente Breda van haar ernstige ontstemming
moet laten blijken.
De heer VAN BIJNEN zegt, dat uit de discussies is gebleken, dat de
gehele gemeenteraad verontrust is door de zeer geringe toewijzing van
woningwetwoningen. Hij merkt op, dat de heer Quadekker zelfs gesproken
heeft van verontwaardiging. Namens alle fracties van de raad legt spreker
aan de voorzitter een motie voor, die luidt als volgt:
„De raad der gemeente Breda, op 22 februari 1961 in vergadering bijeen,
kennis genomen hebbend van het schrijven van het college van gedepu
teerde staten van Noord-Brabant d.d. 8-2-'61, waarin wordt medegedeeld,
dat aan de gemeente Breda voor het jaar 1961 een contingent van 200
woningwetwoningen is toegewezen,
overwegende, dat de woningnood voornamelijk bepaald wordt door de
behoefte aan arbeiders- en eenvoudige middenstandswoningen.
overwegende, dat in de stad Breda, om zijn streekfunctie te kunnen
uitoefenen, jaarlijks een aanzienlijk aantal woningen dient te worden
gebouwd,
overwegende, dat de in Breda aanwezige bouwcapaciteit in staat is aan
deze behoefte te voldoen,
spreekt haar ernstige teleurstelling en verontrusting uit over de sterke
vermindering van het aantal toegewezen woningwetwoningen vergeleken
met 1960,
is van oordeel dat een vergroting van de bestaande woningnood in de