6 MAART 1961 67 het statistisch woningtekort; dit is in Breda uitermate laag. Het statistisch woningtekort wordt berekend naar het aantal samenwoningen. Per 1 januari 1960 bedroeg het statistisch woningtekort voor Breda 1,8%, voor Eindhoven 5,2%, voor Tilburg 5,1% en voor Den Bosch 3,1%. Voor 1961 zal dit voor Breda zeker nog lager liggen. Deze door gedeputeerde staten toegepaste „vuistregel" houdt in, dat het door Breda jaren gevoerde beleid om aan de onhoudbare samen woningen een einde te maken, niet wordt gehonoreerd met woning wetwoningen. Hoe meer samenwoningen er dus in een gemeente zijn, hoe meer woningwetwoningen worden toegewezen. Het is een onver teerbare zaak. Gedeputeerde staten hebben bij de verdeling cijfermatig vastgehouden aan het statistisch woningtekort. De tweede „vuistregel" die gedeputeerde staten in de berekening toe passen is het vestigingsoverschot. Breda had toevallig in 1960 een ver- trekoverschot van 23, maar daar tegenover stond een geboorte-over schot van ongeveer 1400. Op grond van beide regels kwam voor Breda een toewijzing van 188 woningwetwoningen uit de bus. Toen zijn de bestuurders wakker geschrokken en hebben gedacht: Dat kunnen we Breda niet aandoen. De toewijzing is toen afgerond op 200. Daarmede was de kous af. Tragisch is verder, dat er ook niets meer over is om te verdelen, omdat gedeputeerde staten niets meer te verdelen hebben. Dit betekent voor Breda, dat er een contingent te bouwen is van 144 industriewoningen, waarvan 12 eenheden ten laste van het contingent 1960 komen en 132 ten laste van 1961. Dan blijven er 68 woningen over. Dit aantal is niet genoeg om het plan van 76 goedkope Philips-woningen te realiseren, waarop een huurtoeslag van f 12,80 wordt verwacht. Hoe moet dat nu met deze 76 woningen; alvast op 1962 zetten? Door ge deputeerde staten werd de suggestie gedaan om het plan toch door te laten gaan en 8 wooneenheden te lenen van een andere gemeente. Hier op is geantwoord, dat Breda niet bereid is om met de bedelnap op stap te gaan om 8 woningen te lenen. Dit is het zeer sombere resultaat van het gesprek met gedeputeerde staten. Het enige wat gedeputeerde staten kunnen doen en waartoe zij zich ook hebben bereid verklaard, is een gunstig advies uit brengen bij de Hoofdingenieur directeur van de Volkshuisvesting en Bouwnij verheid in Noord Brabant, die de sleutel heeft voor de premiewoningen, om zodoende in de premiesector Breda tegemoet te komen. Hierdoor kan mogelijk iets worden opgehaald wat in de woningsector niet wordt verkregen. Wethouder VERMEULEN zegt, dat in de bouwbeleidsector in wezen niets is veranderd. Onverkort is er het streven van Breda om te trachten goedkope en zeer goedkope woningen te bouwen, terwijl een totaal productie dient te worden bereikt tot een aantal van 900 a 1000 woningen per jaar. Zo enigszins mogelijk zal getracht worden hieraan vast te hou den, ofschoon, gezien de omstandigheden, het bouwen van veel goed kope woningen wel niet haalbaar zal zijn. Het genoemde aantal is nodig om de woningnood binnen een redelijke termijn op te lossen. Er is een contingent van 200 woningwetwoningen, waarvan er 132 gebouwd zullen worden ingevolge het Pronto-contract; dan blijven er 68 over. Dit is nog niet voldoende om het bouwplan van 76 woningen, waarvoor de stukken in Den Bosch liggen, te realiseren. Worden de 68 woningen in 1961 gebouwd, dan is de gemeente in de woningwetsector voor dit jaar aan het einde van haar latijn. Voorts heeft de gemeente een plan voor de bouw van 160 goedkope woningen, waarvan 80 Philips-woningen en 80 woningen type Blauwe Kei. Voor deze woningen had het ge meentebestuur het plan eveneens een extra bijdrage van f 2,per week

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 67