68 6 MAART 1961 te vragen. Er was enige hoop dat dit zou gelukken; gezien de landelijke verhoging van het daarvoor beschikbaar gestelde aantal extra premies worden ze deze maand aanbesteed. Ook dit plan kan dus zeer waarschijn lijk geen doorgang vinden, omdat er geen contingent is. Het is een beroerde situatie. Wel zal getracht worden om uit de premiesector alles te halen wat mogelijk is, ofschoon de beleggers niet zo warm lopen voor premiebouw. Bij een huurprijs van f 70,per maand is het rende ment maar aan de matige kant. En al zouden er beleggers gevonden worden, vanwege de verlaging van de premietoewijzingen, moeten ook hier geen hoge verwachtingen worden gekoesterd. Was er per einde 1959 nog een aantal woningen in aanbouw van 1100, einde 1960 bedroeg dit nog slechts 690 woningen. De woningproduktie in de komende jaren zal dus zeer waarschijnlijk een eind terugvallen. Het college van burge meester en wethouders ziet nog niet op welke wijze en in welke vorm aan het dreigend gevaar het hoofd zal kunnen worden geboden; de woningnood vergroot, terwijl de bouwcapaciteit verkleint. Wat te doen om een catastrofe te voorkomen? Als het niet uit woningwetbouw of uit de premiebouw kan komen, dan rest alleen nog maar de bouw in de vrije sector. De bouw van woningen in de vrije sector kan niet leiden tot de bouw van die woningen met een huurprijs waar de grootste be hoefte aan bestaat. Het gaat daarbij om een huurverschil van f 6, per week. Het is moeilijk om mensen tot geldbelegging te brengen ter compen sering van de zgn. onrendabele top van f 6,Hoe kan het doel worden bereikt? Het zijn allemaal moeilijk haalbare zaken. Daar komt bij, dat volgens sprekers persoonlijk standpunt over het algemeen in de vrije sector weinig woningen voor verhuur zullen worden aangeboden; hoofd zakelijk worden zij verkocht. Het gaat hier dus ook om de categorie van duurdere woningen. Spreker meent, dat het verstandig is om de toestand niet rooskleuriger te schilderen dan hij in werkelijkheid is. Als men niet in staat is om de vrijkomende bouwcapaciteit op te vangen in de grotere bouwwerken, dan betekent dit een vertrek van een groot aantal bouw vakarbeiders, hetgeen voor Breda voor de verdere toekomst wel eens zeer nadelig zou kunnen werken. Er zijn momenteel in Breda niet zoveel grote bouwwerken aan de gang. De gemeente als zodanig heeft er ook niet zo veel invloed op. Het bevorderen van het particulier initiatief voor grote bouwwerken, zo men daarin zou slagen, betekent evenmin dat men dus op korte termijn zou kunnen gaan bouwen omdat men voor bouwwerken boven de f 100.000,— toch rijksgoedkeuring nodig heeft, terwijl de gemeente in het rijksgoedkeuringsbeleid geen zeggenschap heeft. Ook in deze richting moet dus niet al te veel hoop worden ge koesterd. Spreker zegt bewust een vrij somber beeld te hebben geschilderd; de situatie voor Breda is ook ernstig. Spreker hoopt alleen maar, dat hij de zaak somberder heeft gezien, dan dat zij straks in werkelijkheid uit de bus zal komen. Wethouder VAN BOXTEL zegt, dat de voorzitter reeds op diens eigen wijze een bloemrijke lezing heeft gegeven van het onderhoud met gedeputeerde staten. Het is goed om te vertellen, dat het gesprek drie en een half uur heeft geduurd en dat de Bredase deputatie zich allerminst heeft laten afschepen en de ijzers behoorlijk in het vuur heeft gehouden. Men moet er overigens wel begrip voor hebben, dat gedeputeerde staten een te gering aantal woningen hadden om uit te delen. Het was voor dit college geen eenvoudige opgave. Zij hadden behoefte aan een objectieve verdeelsleutel; dat kon alleen het statistisch woningtekort zijn. Het is de raad bekend, dat in de nota over het huisvestingsbeleid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 68