f 1 f s 6 MAART 1961 71 wel ingegeven zijn vanwege het statistisch woningtekort. Spreker maant in deze toch tot voorzichtigheid; men moet het paard niet achter de wagen spannen. Er komen dan wel hogere cijfers uit de bus, doch met de woningnood zelf komt men nog meer in de put. Hij hoopt dat bur gemeester en wethouders de raad zo spoedig mogelijk in deze materie meer inlichtingen kunnen geven. 'x o ,-a Y i» rY a De heer ZIJTREGTOP begrijpt niet, dat het statistisch woningtekort beneden nul kan liggen. Het zal toch wel de verhouding zijn tussen het aantal woningen en het aantal gezinnen. Bij daling beneden nul zou dit inhouden, dat er woningen leeg zouden staan. Voorts vraagt spreker of medegedeeld kan worden hoeveel aanvragen er ongeveer liggen te wachten op goedkeuring voor de bouw in de premiesector. Ook zou hij gaarne worden geïnformeerd of de gemeente, voor de genen die in de vrije sector willen bouwen, mogelijkheden heeft om hen financieel tegemoet te komen. De heer VAN DER ZWAN zegt, dat gesproken is over de verdeel sleutel van de provincie. Hij zou gaarne vernemen, hoe of dit landelijk ligt. Landelijk zal het cijfer toch wel gelijk zijn gebleven, terwijl het aantal toewijzingen aan de provincie Noord Brabant is gedaald. In 1960 werden 4375 woningwetwoningen, 4655 premiewoningen, dat is totaal 9030 woningen toegewezen, terwijl deze aantallen in 1961 respec tievelijk bedroegen 3985, 3965 en 7950 woningen. Waarom deze lagere toewijzing van 2080 woningen als het landelijk totaal gelijk is gebleven? De heer VAN HOUTEN vindt het ook een trieste zaak. Het gaat om de bouw van zoveel mogelijk goedkope en zeer goedkope woningen, alsmede om het behoud van de bouwcapaciteit. Wat is hieraan te doen? Verschillende suggesties heeft hij gehoord. Spreker vraagt of burgemees ter en wethouders al gedacht hebben aan het uitschrijven van een bur gerzinlening. Bij een lening van 3°/o zou dit een besparing geven van l-ziVo of f 2,50 per week, zodat men dan al een eind in de goede rich ting is. De VOORZITTER zegt, dat door de sprekers in het algemeen de vraag is gesteld, wat er in deze nog te doen is. Door de wethouders Van Boxtel en Vermeulen zijn de mogelijkheden reeds aangegeven. Om de categorie woningen te verkrijgen, waar het hier om gaat, moet men vestigings- en geboorte-overschotten gaan kweken. Naar sprekers mening kan een vestigingsoverschot worden verkregen door in de vrije sector en in de priemiesector te laten bouwen en eenieder toe te laten, die zich in Breda wenst te vestigen. Het vertrekoverschot van 23 moet een positief vestigingsoverschot gaan worden. De liberalisatiegedachte zal moeten worden doorgevoerd. Breda kiest men wel graag als woonstad. Dat Breda mogelijkheden heeft en iets kan presteren, blijkt wel uit het feit, dat na de oorlog 10.000 woningen zijn gebouwd, terwijl Tilburg met 30.000 zielen meer slechts 7000 woningen heeft gebouwd. Laat ge bouwd worden in de premiesector en laat er in wie wil. Dit kan tot een vestigingsoverschot resulteren, waardoor alleen meer woningwetwoningen zullen kunnen worden verkregen. Een burgerzinlening zal volgens spreker alleen succes hebben voor werken van algemeen belang, zoals voor de bouw van een schouwburg en voor de aanleg van een tunnel. Hij gelooft niet, dat een object van woningwetwoningen de burgerij zal aanspreken. Een burgerzinlening met een rente die lager ligt dan bij de bank zal zeker niet zijn te ver wezenlijken. Het voorstel lijkt wel een beetje te optimistisch.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 71