21 MAART 1961
85
een belangrijk deel de impulsen, waarop de dienst van openbare werken
draait.
Uw lof wentel ik dus voor een groot deel af; enerzijds op mijn mede
werkers van vroeger en nu, waarbij ik het vroegere hoofd van de afde
ling stadsontwikkeling, Ir. Groenevelt en vooral ook de vorige adjunct
directeur, wijlen Ir. Lely, wel in het bijzonder mag noemen, anderzijds
op de leden van het college van burgemeester en wethouders van nu
en vroeger, waarbij de bijzonder bekwame bestuurders Van Houten
en Jongbloed nimmer door mij vergeten zullen worden.
Als men namen noemt, mijnheer de voorzitter, begeeft men zich op
gevaarlijk terrein. U zult mij wel willen toestaan dat ik nog een uit
zondering maak. In de heer Brinkerhof, die ik tot mijn vreugde ook hier
zie, en waarmee ik jarenlang, vooral via de bouwcommissie contact mocht
hebben, zie ik in sterke mate belichaamd, het zich geven voor het al
gemeen belang; het algemeen belang dat door de vertegenwoordigers
van de bevolking, hier, op deze plaats, in het openbaar, wordt gediend.
Mag ik in de persoon van de vorige nestor van de raad U allen, dames
en heren leden van de raad, omvatten. De incidentele contacten met
de raad als geheel en met de raadsleden persoonlijk, waren voor mij altijd
aangenaam en leerzaam.
Aan de vergaderingen met de bouwcommissie het moeten er onge
veer 100 zijn geweest bewaar ik de meest prettige herinneringen. Vra
gen en opmerkingen enerzijds over en toelichtingen anderzijds op voor
stellen van burgemeester en wethouders, waren voor een vlotte behan
deling in de raad nodig en effectief.
Wanneer voorstellen van de zijde van mijn dienst aan de orde waren,
mijnheer de voorzitter, of wanneer op verzoek van burgemeester en
wethouders adviezen werden uitgebracht, heb ik altijd getracht na te
denken vóór ik de verantwoordelijkheid, die het plaatsen van een hand
tekening nu eenmaal met zich brengt, bewust op mij nam. Dat eenmaal
gebeurd zijnde, wilde ik het gelijk ook graag aan mijn zijde hebben
en daardoor kwam ik bij verschil van inzicht in een strijdbare positie.
Ik trok dan nog al eens hard van leer, maar u kunt van mij aannemen,
dat het belang van de gemeente, steeds richtsnoer is geweest voor mijn
doen en laten. Dat belang heb ik steeds trachten te dienen met grote
toewijding, met vasthoudendheid en met de ambitie om voor de stad
iets te bereiken.
U hebt zelf gezegd dat er nogal wat bereikt is. Maar véél staat nog
op het program. Voor de verwezenlijking daarvan kan het stadsbestuur
niet alleen op eigen kompas varen. Het zal zich moeten verzekeren
van de kanalen, waarlangs de adviezen en informaties komen, die voor
zijn werk nodig zijn, zowel in- als extern. Beide zijn van groot belang.
Over de interne kanalen van mijn dienst en de secretarie heb ik reeds
het een en ander gezegd. De externe vindt U min of meer weerspiegeld
in de aanwezigheid hier van tal van personen van Rijk en Provincie,
Waterschappen, de Nederlandse Spoorwegen, de hoofden en oud-hoof
den van dienst, hetgeen ik bijzonder op prijs stel. Hun medewerking
aan gemeentelijke plannen krijgt U altijd als uw plannen gebaseerd zijn
op:
een goede inventie en informatie, een ingenieuze en intelligente opzet;
en een integer streven, dat over de onmiddellijke (politieke) voordelen
heenkijkt.
Uw college zal de mensen die de plannen maken moeten opladen
met zoveel energie, dat ambitieuze plannen worden geboren. Als voor
die plannen dan goede prioriteiten worden vastgesteld, is er, uit een
20-jarige ervaring in overheidsdienst durf ik dat wel zeggen, ondanks
alle moeilijkheden, alléén nog voldoende vasthoudendheid nodig, want
met vasthoudendheid zijn alle redelijke plannen te verwezenlijken.
Maar ik wordt te ernstig, mijnheer de voorzitter. Ik sta hier niet