88
21 MAART 1961
rijbanen t.b.v. overstekende schoolkinderen door jeugdverkeersbriga-
des zal het schoolbestuur van de daarbij betrokken brigadiertjes
steeds om toestemming worden gevraagd.
Vraag:
De heer STOKKERMANS deelt mede dat de wagens met de afge
broken kramen van de wekelijkse markt worden geplaatst bij het gebouw
Justinus van Nassau in de Cingelstraat. Omdat dit een van de mooiste
plekjes van het centrum van Breda is, zou spreker willen vragen de
mogelijkheid te onderzoeken om deze wagens te doen plaatsen op de
Markendaalseweg, temeer omdat toch reeds enkele wagens met deze
materialen aldaar geplaatst zijn. Bovendien worden deze wagens met
auto-tractie verplaatst, zodat dit geen moeilijkheden op kan leveren. De
wagens worden verder steeds geplaatst op een ander historisch punt, nl.
de Haven. Bij uitvoering van het binnenstadsplan zullen deze wagens op
genoemde plaatsen toch moeten verdwijnen. Bovendien zal de gevel van
het huis Justinus van Nassau worden gerestaureerd. Reeds thans worden
gedurende de kermis alle wagens op de Markendaalseweg geplaatst, om
dat daar dan ook de weekmarkt wordt gehouden.
Antwoord:
Wij zullen bevorderen dat voortaan aan de Cingelstraat en aan de
Haven geen wagens met kramenmateriaal voor de weekmarkten meer
worden geplaatst.
Vraag:
De heer VERSCHUREN zegt dat de laatste jaren herhaaldelijk is
gevraagd om straatverlichting aan te brengen op enige landwegen. Door
burgemeester en wethouders is destijds geantwoord, dat in 1960 een
plan zou worden gemaakt welke landwegen verlicht zouden worden.
Spreker wil thans nogmaals dezelfde vraag stellen, doch wenst thans aan
te dringen op het aanbrengen van straatverlichting in de Leurse Baan
omdat deze landweg zeer druk wordt gebruikt door vele arbeiders uit
Prinsenbeek, Etten en Leur op weg naar hun werk in Breda.
Omdat kort geleden op deze onverlichte landweg een dodelijk onge
val is gebeurd, vraagt spreker om zo spoedig mogelijk straatverlichting
aan te brengen.
Antwoord:
Het ligt inderaad in het voornemetj, een volledig plan tot verlichting
van landwegen te doen opstellen. Bij de voorbereiding van straatver
lichtingsplannen dient de volgende rangorde in acht te worden genomen:
1. plannen i.v.m. stadsuitbreiding resp. sanering van bestaande gedeelten,
welke samen dienen te vallen met voorzieningen door de dienst van
openbare werken;
2. vervanging van bestaande gasstraatverlichting door elektrische ver
lichting;
3. verbetering van bestaande verouderde elektrische straatverlichting,
welke onvoldoende en oneconomisch is;
4. plannen voor niet verlichte landwegen.
Gelet op de capaciteit van het gemeentelijk apparaat moeten wij daarom
nog geduld vragen met betrekking tot het verlangen naar de verlichting
der landwegen.
4. Bezwaarschriften aanleg belasting.
De heer NIEUWLAAT zegt, dat de beslissingen, door de raad te