90 21 MAART 1961 den. Spreker acht een hogere belasting een gerede aanleiding om meer huur te vragen. Voor landbouwgronden bestaat deze mogelijkheid in ieder geval. De heer ZIJTREGTOP zegt, dat er een misverstand is tussen de heer Nieuwlaat en de wethouder. De vraag is, of de heffing van de aanleg- belasting te allen tijde rechtmatig is, al wordt zij op de wijze volgens de verordening opgelegd. Wetmatig is zij dan wel. De bedoeling van de verordening is de panden, welke in waarde stijgen door een aanleg- belasting te treffen. Zulk een waardestijging is soms niet aanwezig. On danks dat wordt dan de belasting toch geheven, hetgeen volgens spreker nimmer de bedoeling van de verordening kan zijn. Volgens spreker zal de raad er zich op moeten bezinnen, of er geen mogelijkheid gevonden kan worden om dergelijke onjuistheden te voorkomen. De heer QUADEKKER wil de wethouder wijzen op het gezegde „Bemint Uw naasten gelijk Uzelf". Spreker acht het nogal egoïstisch, als de wethouder zou juichen, wanneer zijn pand door vernieling van andere in waarde zou stijgen. De VOORZITTER merkt op, dat de wethouder het figuurlijk bom bardement bedoelt waarover de heer Nieuwlaat sprak. De heer VAN CAULIL vraagt, of het mogelijk is de inderdaad be staande onbillijkheden weg te werken. Wethouder MEIJS zegt, dat hij er met nadruk op gewezen heeft, dat bestaande huizen die op een hoek komen te liggen, door de aanleg worden gebaat. Omdat men van baat kan spreken, daarom reeds is de belasting niet onrechtmatig. Spreker moet nogmaals de heer Nieuwlaat tegenspreken, dat tot hoekpand bevorderde panden niet méér waard worden. Door de ligging langs de weg komen er meer mogelijkheden, b.v. voor het bouwen van een garage. Ook bij arbeiderswoningen zal de bouw van een garage vaak gewenst zijn. Spreker zou niet weten, hoe de uitzonderingen, welke de heer Nieuwlaat bedoelt, in de verordening zouden moeten worden omschreven. Alleen al in verband met de con sequenties is dit onmogelijk. De raad kan er van overtuigd zijn, dat burgemeester en wethouders de uiterste soepelheid zullen betrachten als er betalingsmoeilijkheden zouden rijzen. Spreker geeft de raad in overweging de voorgestelde wijziging niet aan te brengen. De heer NIEUWLAAT handhaaft zijn mening. Wethouder MEIJS zegt toe, dat burgemeester en wethouders bereid zijn zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de bezwaren van de raad. De VOORZITTER wijst op het adagium „Lex durased lex". Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 5. Onteigeningsplan „Hoge Vucht". 6. Uitbreidingsplan „Mariaveld 1960". 7. Wijziging onteigeningsplan „Poolseweg 1959". 8. Onteigeningsplan „Ruiterbos". Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 90