18 JANUARI 1962
105
dere toevoer is berekend. Het ligt dus voor de hand, dat voor een ver
antwoorde uitvoering van werken overleg en samenwerking tussen Breda
en de omliggende waterschappen een eerste vereiste is. Op initiatief van
burgemeester en wethouders van Breda en met instemming van de wa
terschappen is daartoe in eerste instantie een technisch overlegorgaan
in het leven geroepen. In dit orgaan hebben zitting de technische dien
sten van de gemeente en de waterschappen Mark en Dintel, Boven-Mark
en Aa of Weerijs en daarnaast rijkswaterstaat, provinciale waterstaat
en cultuur technische dienst. De bedoeling van het instellen van deze
technische commissie is geweest om de verschillende plannen op elkaar
af te stemmen, zowel in conceptie als voor wat betreft het tijdstip van
uitvoering.
In dit licht gezien zou het bijv. mogelijk kunnen zijn, dat, alhoewel
onze eigen plannen gereed zijn, de uitvoering daarvan opgeschort zou
moeten worden totdat Mark en Dintel over voldoende capaciteit beschikt
om deze snellere afvoer te verwerken.
Uiteraard dienen beslissingen ter zake te worden genomen in het bestuur
lijk overlegorgaan, waarin de gemeente en de waterschappen zitting heb
ben en dient het technisch overlegorgaan slechts om deze bestuurlijke
beslissingen voor te bereiden.
RIOOLWATERAFVOERLEIDING
De afvoerleiding naar de Moerdijk heeft, zoals uit het investeringsplan
blijkt, voor burgemeester en wethouders en naar spreker aanneemt ook
voor de raad een hoge urgentie. Het krediet werd door de raad verleend
en door gedeputeerde staten goedgekeurd, zodat als de aanbesteding be
vredigend verloopt, met de uitvoering kan worden begonnen. Het leggen
van deze leiding, waarbij men met de aanleg aan de beide eindpunten
gelijktijdig zal beginnen, vergt naar het zich laat aanzien een werktijd
van drie jaar. Eerst na het gereedkomen van deze leiding zal gezegd
kunnen worden dat het afvalwaterprobleem voor Breda en het verdere
stroomgebied van de Mark boven de stad tot het verleden behoort. Dat
hiermede een, uit een oogpunt van volksgezondheid, zeer belangrijke stap
zal zijn gezet, behoeft wel geen nader betoog, aldus de wethouder.
Uit het investeringsplan blijkt verder, dat niet alle kosten, welke uit
deze hoge investering voortvloeien, door Breda alleen kunnen worden
gedragen. Dat zulks zou dienen te geschieden lijkt overigens ook onrede
lijk, omdat deze leiding meer dan voor Breda alléén van betekenis is.
Vandaar dan ook dat bij het opstellen van het investeringsplan er van
uitgegaan is, dat bijdragen in de kosten van het rijk en/of derden geraamd
mogen worden.
Momenteel zijn er reeds enkele derden, waarmede privaatrechtelijke
overeenkomsten zijn aangegaan, waarbij zij zich verplichten tot een bij
drage in de kosten voor het medegebruik van de afvoerleiding naar
Moerdijk door het daarop doen aansluiten van hun eigen plaatselijk rio
leringsstelsel. Het betreft hier enkele kleinere gemeenten in de meer
directe omgeving van Breda, dan wel zodanig gelegen ten opzichte van
het tracé van de leiding, dat aansluiting daarop mogelijk is. Daar ver
rekening van kosten plaats vindt op basis van het aantal inwoner-equi
valenten zijn deze bijdragen tezamen echter onvoldoende om voor het
budget van Breda voldoende verlichting te brengen.
Burgemeester en wethouders hebben zich over deze aangelegenheid
dan ook in verbinding gesteld zowel met het rijk als met de provincie
en aan beide instanties dit voor Breda grote probleem voorgelegd.
De bijdrage van het rijk, zo deze al wordt verleend, waarop echter
wel een kans bestaat, beperkt zich naar het zich tot dusver laat aanzien
tot een eenmalige bijdrage in de investeringskosten. Bijdragen in de ex-