114 18 TANUARI 1962 De heer VIS dankt burgemeester en wethouders voor de beantwoording van de in zijn algemene beschouwingen gestelde vragen, verschillende werden dusdanig uitgebreid beantwoord, dat spreker meer kreeg dan gevraagd was. Ofschoon er enkele vragen, door hem gesteld waren, waarop het antwoord niet werd gegeven. Hij zal hierop in de loop van zijn betoog wel terugkomen. Een van de belangrijkste besluiten, waar de raad thans voor geplaatst is, noemt hij de beslissing over het tijdstip van bouw van het stadhuis en de schouwburg. Voorop wil hij stellen, dat hij en zijn fractie zich geheel met het standpunt van de heer Van Bijnen kunnen verenigen. De keuze van burgemeester en wethouders, zo zegt spreker, is bij burgemeester en wethouders reeds gevallen; n.l. eerst een stadhuis te bouwen en daarna een schouwburg. Hij ontkent niet, dat daarvoor redenen zijn, die aanspre ken. Daarnaast kunnen er echter redenen zijn die pleiten voor het eerst bouwen van de schouwburg. Mede namens zijn fractie kan hij burgemeester en wethouders mede delen, dat zij van oordeel zijn, dat de aanwezigheid van een modern geoutilleerde schouwburg in de gemeente Breda een allereerste ver eiste is. Spreker brengt in herinnering, dat de ambtsvoorganger van de voor zitter eens gezegd heeft, dat het voor de vestiging van nieuwe industrieën van groot belang kan zijn, dat de gemeente Breda een nieuwe schouwburg bezit. Hij is van oordeel, dat het culturele leven in Breda, hetwelk zich moet afspelen in een tachtig jaar oud gebouw, /groet-gevncir zal—epWe- «ren4 Hij is daaróm van mening, dat de schouwburg boven het stadhuis moet prevaleren. De voorzitter heeft gesproken over een civic-centre. Spreker stelt voor, als het stadhuis en de schouwburg een geheel moeten vormen als civic- centre, de beide plannen tegelijk voor te bereiden. Indien de plannen rond zijn, dan ware met de bouw van de schouwburg te beginnen zo dit mogelijk is. Voor het argument van ruimtegebrek in het stadhuis voelt hij iets. Als de plannen volkomen gereed zijn, dan zou door de raad een besluit genomen kunnen worden met welk gebouw het eerst begonnen zal worden. Als tussenvoorstel deelt hij nog mede, dat het wellicht ook mogelijk is tegelijk met de schouwburg de werkruimte voor de gemeente-secretarie te bouwen. Spreker kan zich met het voorstel van de heer Van Bijnen verenigen om het besluit dienaangaande uit te stellen tot na de behandeling van de begroting, opdat met de andere fractievoorzitters overleg gepleegd kan worden. Betreffende het vraagstuk van de werkgelegenheid in West-Brabant meent hij, dat beter het onderzoek van de W.E.B. in deze materie kan worden afgewacht. Hij hoopt, dat na verschijnen van dit rapport de voorstellen van burgemeester en wethouders de raad spoedig zullen bereiken. Spreker is het met de voorzitter eens, dat de N.V. Maatschappij ter Bevordering van Industrievestiging een reële kans moet hebben. Het laatste jaar waren de resultaten van de N.V. beter. Hij hoopt, dat de N.V. een goede greep zal zijn bij het aanpakken van de industrialisatie. Vervolgens wil spreker nog enige opmerkingen maken over de W.E.B. In zijn Nieuwjaarsrede heeft de voorzitter gezegd, dat de W.E.B. niet goed is ontvangen. Hij heeft de indruk, dat de W.E.B. niet leeft in West-Brabant en doet daarom de suggestie, dat nagegaan zal moetent- worden, wat hiervan de oorzaken zijn. Persoonlijk heeft hij hierover zijn gedachten, die hij thans wel wil uitspreken. Voorop wil hij stellen, dat hij grote waardering heeft voor de voorzitter en zijn ambtgenoten voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 114